Бесплатно

De Ridders

Текст
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена

По требованию правообладателя эта книга недоступна для скачивания в виде файла.

Однако вы можете читать её в наших мобильных приложениях (даже без подключения к сети интернет) и онлайн на сайте ЛитРес.

Отметить прочитанной
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

Twaalfde tooneel

(De worstverkooper komt terug)

Het koor. De worstverkooper.

Aanvoerder van het koor.

 
Dierbaarste man, bezield van jeugdig’ overmoed,
Met hoeveel zorg betreurde ik uw afwezigheid!
En daar gij nu behouden zijt teruggekeerd,
Vertel ons, wàt is ’t einde van den strijd geweest?
 

Worstverkooper.

 
615Nu heet ik „Winraad,” want ik overwon den raad!
 

Koor.

(Strophe of Keer).

 
Juicht nu allen! de worsteman
Zal zijn rede beginnen.
Hij, die spreekt zoo heet van de pan,
En die nog beter vechten kan,
Glorierijk overwinnen!
Vang thans aan met uw verhaal,
Niets ga voor ons verloren,
Stel uw rede noch perk noch paal,
Want ik reis één en andermaal
Om uw woorden te hooren.
Spreek dus rustig en welgemoed,
Wie aan u twijfelen dorsten
Vallen u thans eerbiedig te voet,
Zijn verrukt door uw heldenmoed,
Edel koopman in worsten!
 

Worstverkooper.

 
Het loont de moeite om te hooren wat ik deed.
625Ik rende terstond en achter hem de raadzaal in.
Hij brak reeds binnen menig donderwoord den nek,
En braakte zijn verwensching tegen de ridders uit,
En schold hen samenzweerders, zoodat iedereen
Hem ging gelooven. Al de mannen van den raad
630Wist hij te boeien door zijn grove leugenkool.
Men keek zuur als mosterd, dreigend fronste men het hoofd.
Toen ik nu zag hoe men gesteld was op zijn woord,
En hoe men door zijn sluwe taal bedrogen werd,
Toen bad ik tot de goden die ik ’t beste ken,
„O Onbeschaamden en Bedriegers (dus bad ik),
635„O Stommelingen en Kabouters, o Slavenras,
„O Markt waarin ik reeds als knaap ben opgevoed!
„Schenkt mij nu durf, behalve een gelikte tong,
„Een stem vol onbeschaamdheid!” Wijl ik dit bedacht,
Liet een verkeerde liefhebber aan mijn rechterkant
640Er eentje vliegen, zoodat ik van eerbied boog.
Toen heb ik met mijn achterste het traliewerk
Geopend, en ik schreeuwde ’t uit met wijden mond:
„Ik breng u, heeren van den raad, een goed bericht,
„Hoort dus de blijde boodschap, waar ik hier meê kom,
„Nog nimmer, sinds de oorlog uitgebroken is,
645„Is hier de ansjovis voor een lager prijs verkocht!” —
Op deze tijding trok elkeen een zoet gezicht,
Men wijdde mij voor ’t goed bericht een eerekrans,
En ik gaf aan den raad toen het geheim advies
„Om alle ansjovis op te koopen voor een cent per stuk,
650„En de schotels t’ arresteeren, die voorhanden zijn.”
Men klapte en men gaapte mij verwonderd aan.
De Paphlagoniër, die dit alles had bemerkt,
En de woorden wist die indruk maken op den raad,
Nam toen het woord, en zeide: „Mannen, ik stel voor
655„De goede tijding te herdenken, ons gebracht,
„Met een honderdkoeienoffer aan godin Atheen.”
Hem knikte toen de heele raad welwillend toe,
Doch ik, die nimmer wijken wil voor koeiemest,
Bood tweehonderd koeien, en versloeg hem door dat bod.
660Ook stelde ik voor, aan Artemis de jachtgodin
Een duizendbokjesoffer te beloven, als
D’ansjovis honderd voor een cent geprijsd zou zijn.
En op dat voorstel knikte weer de heele raad.
Toen hij dat hoorde, schrikte hij, sprak leutertaal,
665En de bedienden sleurden hem van ’t spreekgestoelt’.
Nu stond elk op, en er ontstond een vischdebat,
Maar Kléon smeekte, of men nog wat blijven wou,
„Verneemt nog wat u de heraut uit Sparta zegt,
„Een wapenstilstand biedt hij u ten tweeden keer!”
670Doch ieder schreeuwde tegen hem, als uit één mond:
„Een wapenstilstand? nu op eens? terwijl zoo juist
„Bericht werd dat d’ansjovis is in prijs verlaagd?
„Dat is niet noodig, d’oorlog kan zijn gang gaan, hoor.”
En tevens riep men: „Hef maar gauw de zitting op.”
675Van alle kanten sprong men over de balie heen,
En ik kneep uit, en kocht alle koriander op
En alle uien, die op de markt te vinden zijn,
En maakte daar toen de ansjovis lekker mee,
Zoodat de raadslui smulden voor geen halve cent.
680Ik, die alom bewonderd ben en opgekamd,
Heb met mijn korianders en mijn uien dus
Voor weinig centen al de raadslui – opgeknapt!
 

Koor.

(antistrophe of tegen-keer)

 
Heil u, dierbare beulingvrind,
Heil zij u allerwege,
Alles gaat u thans voor den wind,
Wie zoo dapper den strijd begint,
685Dien wacht weldra de zege!
Want die schurk vond een schurk in u.
Grooter in list en in lagen,
Met uwen mond, zoo groot en ruw,
Met uwe listen, fijn en sluw,
Hebt gij hèm nog verslagen.
Vecht nu maar tot het einde door,
Toon u listig en machtig,
Want wij allen, het ridderkoor,
Helpen u en volgen uw spoor,
690Ondersteunen u krachtig!
 

Worstverkooper.

 
Daar komt hij, onze vriend de Paphlagoniër,
Hij bruist als een bergstroom, en hij snuift en raast maar door,
Alsof hij m’ op wil eten, hij lijkt Blauwbaard wel.
 

Dertiende tooneel

(De Paphlagoniër, met een krans op, komt terug uit den raad en snelt op het tooneel).

Worstverkooper, Paphlagoniër, Het Koor.

Paphlagoniër.

 
Als ik jou niet vermorsel, als ik de leugentaal
695Niet meer heb van vroeger, dan ben ik een verloren man.
 

Worstverkooper.

 
Ik lach om jou bedreiging, ’k schud van je snoeverij,
Ik dans om jou een negerdans en ik hoon j’ er bij!
 

Paphlagoniër.

 
Ik zweer je bij Demeter! dat ’k niet leven zal,
Als ik je nìet levend opvreet en het land uitjaag.
 

Worstverkooper.

 
700Niet levend opvreet? kerel, ik zuip je levend op,
Al moest ik daarna barsten als een varkensblaas.
 

Paphlagoniër.

 
Je sterft, zoowaar ik voorzitter ben van Athene’s raad!
 

Worstverkooper.

 
Jij voorzitter? en ik zal maken vroeg of laat
Dat j’ op de allerlaatste zitbank zitten gaat.
 

Paphlagoniër.

 
705’k Zweer bij den hemel, ik laat jou in boeien slaan.
 

Worstverkooper.

 
O wat een driftkop! wou je soms wat eten gaan?
 

(ter zijde)

 
Waar smult hij van? is ’t soms een beurs, met geld belaân?
 

Paphlagoniër.

 
Met m’n nagels krab ik al je ingewanden uit.
 

Worstverkooper.

 
En met mijn nagels maak ik gaten in je huid,
En haal het eten, dat de raad je geeft, er uit.
 

Paphlagoniër.

 
710Ik sleur jou, vrindje, voor ’t gerecht, geloof me vrij.
 

Worstverkooper.

 
Ik sleur jou ook, en doe een valschen eed daarbij.
 

Paphlagoniër.

 
Wees maar verzekerd, schurk, dat ’t volk naar jou nìet hoort,
Maar ik kan ze lekker foppen, op mijn eerewoord.
 

Worstverkooper.

 
Heb jij zoo zeker het gepeupel in je macht?
 

Paphlagoniër.

 
715Ik weet waarvan zij smullen, en dat is m’n kracht.
 

Worstverkooper.

 
Je voêrt ze gemeen, zooals er vele bakers doen,
Van ’t eten dat je voorkauwt geef je ’t kind haast niets,
Terwijl je zelf driemaal zooveel naar binnen slokt.
 

Paphlagoniër.

 
Bij Zeus! ik zweer je, als ’t je nòg niet is bekend,
720Dat ’k ieder dik of dunner maak, door mijn talent.
 

Worstverkooper.

 
Dat is een slimheid, die mijn achterste ook wel weet.
 

Paphlagoniër.

 
Als jij voor ’t volk komt houdt je overmoed geen stand,
Laat ons naar ’t volk gaan.
 

Worstverkooper.

 
Laat ons naar ’t volk gaan. ’k Heb daartegen geen bezwaar,
Vooruit, loop op, niets mag er zijn dat ons weerhoudt.
 

Paphlagoniër.

 
725Heer Volk, kom hier!
 

Worstverkooper.

 
Heer Volk, kom hier! Ja, vader Volk, kom hier bij Zeus,
Lief vadertje Volk, verlaat je huis en kom bij ons!
 

Veertiende tooneel

De Worstverkooper, de Paphlagoniër, Volk, Het Koor.

Volk.

 
Wie roepen mij daar? gaat toch weg hier voor m’n deur,
Want je vernielt den krans die aan den deurpost hangt.
 

Paphlagoniër.

 
Kom hier, en zie wat onrecht mij wordt aangedaan.
 

Volk.

 
 
730Wie doet dat, Paphlagoniër?
 

Paphlagoniër.

 
Wie doet dat, Paphlagoniër? Ik krijg slaag voor u,
Van dien vent en van die heertjes daar.
 

Volk.

 
Van dien vent en van die heertjes daar. Waarom is dat?
 

Paphlagoniër.

 
Omdat ik je liefheb, Volk, omdat ik je minnaar ben.
 

Volk.

 
Zeg, wie ben jij daar?
 

Worstverkooper.

 
Zeg, wie ben jij daar? Een medeminnaar ben ’k van hem,
Die van je houdt, en die reeds lang je wèl wil doen,
735Ik wil hetzelfde als veel andere nette lui.
Maar door zijn schuld zijn wij onmachtig. Immers jij,
Je doet precies als kinderen die bedorven zijn,
Je luistert nimmer naar den raad van nette lui,
Maar wèl naar lampenkooplui en naar schoenmakers,
740Schoenlappers en leerlooiers – die houdt jij te vrind.
 

Paphlagoniër.

 
Ik ben een weldoener van hem!
 

Worstverkooper.

 
Ik ben een weldoener van hem! Verklaar dat eens!
 

Paphlagoniër.

 
Ik fopte het gezantschap, dat uit Pylos kwam,
Ik zeilde heen en bracht de Spartanen gevangen hier.
 

Worstverkooper.

 
Maar ik heb onlangs, toen ik uit m’n winkel kwam,
745Den pot gestolen van iemand, die aan ’t kooken was.
 

Paphlagoniër.

 
Meneer Volk! beleg terstond maar een vergadering,
Beslis dan zelf, wie van ons tweeën jou het meest
Gunstig gestemd is, en neem dien aan tot je vriend.
 

Worstverkooper.

 
Ja, ja, beslis het zelf maar, maar niet op de Pnyx!
 

Volk.

 
750Ik wil niet ergens anders zitten dan op de Pnyx!
Vooruit met jullie, komt te voorschijn op de Pnyx!
 

(Volk gaat naar een hooge plaats, die de Pnyx voorstelt, en zet zich daar neder).

Worstverkooper

(ter zijde).

 
O wee, ik ben verloren, want de oude man,
Wanneer hij thuis is, is een beste goede heer,
Maar nauwlijks heeft hij plaats genomen op die rots,
755Of hij gaapt als iemand, die een ristje vijgen maakt.
 

Koor.

(tot den worstverkooper)

 
Zet nu maar alle zeilen bij,
En toon je beste beentje,
Wees overmoedig en wees vrij,
Bedenk een heele scheldpartij,
Waarmee je Kléon zet op zij,
Want hij, hij is er eentje,
Die zich in alle bochten weet
Te dringen en te wringen,
In elken muur ziet hij een reet,
En hij kent listen bij de vleet,
Al is ’t gevaar ook nog zoo heet,
Om toch den dans t’ontspringen!
 

Aanvoerder van het koor.

 
760Wees zeker dat gij met overmacht, met krachtpatserij op hem lostrekt,
Maar wees tegelijk voorzichtig ook, en bedenk, voordat hij u aanvalt,
Dat je gauw met je ra naar den vijand draait, en je slingerwerptuigen omhoog hijscht!
 

Vijftiende tooneel

Dezelfden.

Paphlagoniër.

 
Aan mijn meesteres, godinne Atheen, die de stad wil schermen en schutten,
Bid ik thans, zoowaar als ik steeds voor het volk, den doorluchtigen staat der Atheners,
765D’allerbeste geweest ben na Lysikles en Kynna en Salabakcho,
Dat ik steeds, al doe ik ook niets, toch op staatskosten zal worden gespijzigd.
Doch als ik u haat, en in uw belang niet alleen zal treden in ’t strijdperk,
Dan ga ik spoedig in stukken gezaagd of in riemen gesneden te gronde!
 

Worstverkooper.

 
En ik, o Volk, als ik jou niet bemin, niet liefheb, moge gesneden,
770En in kleine stukjes gebraden zijn – doch wanneer die wensch niet genoeg is,
 

(hij houdt zijn worstplank in de hoogte)

 
Dan moog ik in pap fijn worden geschaafd, met kaas, hier op deze worstplank,
En met een haak bij de beenen gesleept in de voorstad worden begraven.
 

Paphlagoniër.

 
Hoe zou er toch ooit één burger bestaan die het Volk meer liefheeft dan ik doe?
Die ten eerste, als lid van den raad, heb gemaakt dat uw kas voortdurend gevuld was,
775Want in het publiek – ik vroeg het den een – ik bestal en ik worgde den ander,
Geen particulier was veilig bij mij, deed ik maar het Volk een pleiziertje.
 

Worstverkooper.

 
Dat’s heelemaal niet ongewoon, o Volk! want ik doe terstond u hetzelfde.
Ik steel u de brooden uit andermans huis, en zet die voor u als een maaltijd,
Dat die schurk van hierover u niet liefheeft, dat zal ik vóór alles u toonen.
780Tenzij dáárom alleen hij het doet, omdat hij zich warmt aan uw koolvuur.
Gij Volk! die met Mediërs eens hebt gestreên, die bij Marathon voor uw bestaan vocht,
U, die na den zege ons steeds hebt gewend aan machtige woorden en grootspraak,
Om ù geeft hij niets, dat gij daar zoo ruw en zoo hard neerzit op de rotsen,
Niet als ik heeft hij een matras u genaaid. Dien breng ik u: rijs in de hoogte,
785Zit lekker, en koester het achterdeel, dat bij Salamis véél heeft geleden!
 

(Hij legt een matras onder hem)

Volk.

 
Wie zijt gij o mensch? stamt gij soms af van den grooten tirannenvermoorder?
Dat is nu in waarheid een edel geschenk, metterdaad toont gij u een volksvriend.
 

Paphlagoniër.

 
Wat zijt gij op eens welwillend gestemd door zulk een gering vleierijtje!
 

Worstverkooper.

 
Veel geringer nog is het lokaas geweest, waar gij hem steeds mee gestreeld hebt!
 

Paphlagoniër.

 
790Nooit is er een man verschenen op aard, o Volk, die u flinker beschermde,
Of die u meer liefhad dan ik – is ’t niet zoo, ja, ja, ik verwed er mijn hoofd om.
 

Worstverkooper.

 
Jij houdt van het volk, die al acht jaar lang geen meelij toont en het aanziet,
Hoe het hier in de buurt armzalig woont, in hutten en krotten en nesten?
Jij plukt alle menschen, en sluit ze maar op; toen Archeptolemos aankwam
795Om vrede te brengen, dreeft gij hem weg, en gij jaagt alle gezanten
Met schande en smaad uit Athene voort, als zij wapenstilstand verzoeken.
 

Paphlagoniër.

 
Opdat gij over alle Hellenen heerscht! – Want ’t staat in orakels geschreven,
Dat hij eens in Arkadië rechter zal zijn… voor vijf obolen salaris,
Als hij volhoudt… daarom is het dan ook dat ik hem zal kweeken en voeden,
800Dat ik hem zal verschaffen, ’t zij recht of ’t zij krom, zijn drie obolen salaris.
 

Worstverkooper.

 
Dat het Volk in Arkadië heerschen zou, was je doel niet, maar je beoogde
Van de steden te plukken zooveel als je kon, zoodat het volk ondertusschen
Door oorlog en duistere neevlen verblind, al je slechtheid niet zoude bemerken,
Maar gedreven door nood en behoefte aan loon steeds gapend tegen je opzag!
805Als deze zich weder begeeft naar het land, als hij vreedzaam daar wil vertoeven,
En moed zal hervatten bij ’t eten van gort, en het sap van druiven weer aanspreekt,
Dan zal hij de weldaden zien, waarvan gij met uw soldij hem beroofd hebt,
En hij komt als een boertje verbitterd terug, om zijn stem tegen ù uit te brengen.
Dat weet gij, en daarom bedriegt gij uw heer, en gij snoeft en gij droomt van uzelven!
 

Paphlagoniër.

 
810Is het niet onbeschaamd dat ge dàt van mij zegt, en dat ge mij telkens belastert
Bij het volk der Atheners, en bij dien staat, dien ik zoo herhaaldelijk weldeed,
Mij, die nog meer dan Themistokles voor de stad in ’t bijzonder gedaan heb?
 

Worstverkooper.

 
„Stad van Argos, luister naar diens verhaal!” – met Themistokles durft gij u meten?
Met hem, die de stad schatrijk heeft gemaakt, die hij trof in behoeftigen toestand?
815Die de stad daarenboven, bij wijs van ontbijt, den Piraeus aanbood als kluifje,
En aan versche visschen haar smullen deed, wijl hij niets van de oude haar afnam?
Maar gij, die door uw geheele gedoe kleinburgerlijk maakt de Atheners,
Door murengebouw en orakelgezang – met Themistokles durft gij u meten!
Hij – werd verbannen uit onze stad – Jij – smult van warme kadetjes!
 

Paphlagoniër.

 
820Is dat niet vreeselijk, meester Volk, dat ik zoo iets van hem moet hooren,
Ik die u bemin?
 

Volk.

 
Ik die u bemin? Houd jij maar op en verveel mij niet met je kletspraat
Lang was ’t mij ontgaan en nu bijna weer, hoe jij altijd de kat knijpt in ’t donker.
 

Worstverkooper.

 
Hij is een vervloekeling, Volkjelief, en zijn euveldaân zijn ontelbaar!
Zoodra gij slaapt, plukt hij expres
825De lekkerste stengels uit een proces,
En slikt die door, met beide hand
Staat hij te lepelen de soep van ’t land.
 

Paphlagoniër.

 
Jij zal niet lachen, wanneer ik bewijs
Dat je vijf talenten stal als prijs!
 

Worstverkooper.

 
830Wat plas je door en flodder je toch,
Jij, die door je listen en je bedrog
Het Atheensche volk weet te honen?
Geloof maar dat ’k aan kan toonen,
Of bij de goden! ik leef niet meer,
Dat j’ uit Mytilene keer op keer,
Door omkooperij van velen
835Meer dan veertig mina’s dorst stelen!
 

Koor.

(tot den worstverkooper)

 
O gij, die als een steun en stut
Voor allen zijt verschenen,
’k Bewonder van uw taal de fut,
En als gij verder ons beschut,
Zult gij de grootste zijn in nut
Voor ’t volkje der Hellenen!
840Gij zult weldra in stad en land
Alleen ’t bewind gaan voeren,
Neptuin gelijk, zet fluks uw tand
De bondgenooten naar uw hand,
Geld zult gij slaan uit iedren stand
Door schudden en door roeren!
 

Aanvoerder van het koor.

 
Laat hem geen oogenblik met rust; hij heeft vat op zich gegeven,
Met zulke longen in je lijf, kan je hem zijn vet wel geven!
 
Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»