Бесплатно

De Ridders

Текст
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена

По требованию правообладателя эта книга недоступна для скачивания в виде файла.

Однако вы можете читать её в наших мобильных приложениях (даже без подключения к сети интернет) и онлайн на сайте ЛитРес.

Отметить прочитанной
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

Negende tooneel

Dezelfden.

Paphlagoniër.

 
Mij zult ge, bij Poseidon, nooit in driestheid overwinnen,
410Of ik zal geen vergaadring meer met offerdienst beginnen!
 

Worstverkooper.

 
En ik zweer bij de oorvijgen, die ik als jongen talrijk
Gekregen heb, en bij het mes waar ’k mee kan bekkesnijden,
Dat ik het van je winnen zal, want anders was ik zeker,
Met hondebrokken opgevoed, zoo’n kerel niet geworden!
 

Paphlagoniër.

 
415Met hondebrokken opgevoed? Ik draag hier al sinds tijen
Den eernaam Hondsvot, en durf jij een hondsvot gaan bestrijen?
 

Worstverkooper.

 
Ik ben een boef van d’ echte soort, als jongen al een boefje,
Want toen heb ik de slagers al bestolen met een foefje:
„Kijk, zie je daar die zwaluw niet? ’t wordt lente, boerenkinkel!”
420Riep ik, en keken zij, dan stal ik ’t vleesch hun uit den winkel.
 

Tweede Slaaf.

 
Jij bent een handig brokje vleesch, en wijs en onverschrokken,
Als d’ander slâ in ’t voorjaar eet, steel jij de voorjaarsbrokken!
 

Worstverkooper.

 
Dat deed ik meestal ongemerkt, maar snapten mij die heeren,
Dan ging ik, in elkaar gehurkt, bij hoog en laag aan ’t zweeren;
425Zoodat, toen eens een spreker zag, hoe ik ze had bedrogen,
Hij uitriep: „Kijk, die jongen wordt nog eens bij ’t volk een hooge!”
 

Tweede Slaaf.

 
Dat heeft hij drommels goed voorspeld, en ’t was dan ook geen wonder,
Je was meineedige en een dief, en ’t vleesch zat in je donder!
 

Paphlagoniër.

 
Ik leer je d’ onbeschaamdheid af, eerst jou en dan den ander,
430Ik stort te voorschijn als een groot en schitterend tegenstander,
En ’k zal de aarde en de zee ondersteboven keeren!
 

Worstverkooper.

 
En ik haal eerst mijn worsten in, die jij zou kuljoneeren,
En daarna vaar ik tegen je uit en zal je mores leeren.
 

Tweede Slaaf.

 
Wanneer je scheepje lek mocht gaan, zal ik op ’t ruim wel passen!
 

Paphlagoniër.

 
435Geloof jij dat je ongestraft, bij Demeter! vijf talenten
Van d’arme Atheners stelen kunt?
 

Tweede Slaaf.

 
Pas op en vier je schoot wat!
Hij blaast als de noordoostenwind! Straks regent het processen.
 

Worstverkooper.

 
Jij hebt uit Potidaea tien talenten vast gestolen!
 

Paphlagoniër.

 
Wat zou dat? aas jij soms op één, om dan je mond te houen?
 

Tweede Slaaf

(tot den Paphlagoniër).

 
440Hij stak er graag één in zijn zak.
 

(tot den worsthandelaar)

 
Hij stak er graag één in zijn zak. Laat schieten maar je touwen!
De eerste storm is nu bedaard!
 

Paphlagoniër.

 
Jij gaat met een vierdubbel proces
Van honderd talenten op de flesch.
 

Worstverkooper.

 
Als deserteur krijg je twintig er bij,
En duizend wegens oplichterij!
 

Paphlagoniër.

 
445Jij bent gesproten uit een geslacht,
Dat door de goden is veracht!
 

Worstverkooper.

 
Jouw grootvader liep hier in ’t land
Gewapend achter ’n dwingeland!
 

Paphlagoniër.

 
Mijn grootvaâr? van wien stam ik af?
 

Worstverkooper.

 
Van vrouwendienaars, laag en laf!
Want ik weet zeker dat hij was
In dienst van de vrouw van Hippias,
Haar naam? herinner ik mij wel,
Die klonk zoo iets als „juffrouw Vel.”
 

Paphlagoniër.

 
450Je bent een schelm.
 

Worstverkooper.

 
Je bent een schurk.
 

Tweede Slaaf.

 
Sla flink er op.
 

Paphlagoniër(schreeuwende).

 
Mijn arme kop,
’k Val in een samenzweerdersstrop!
 

Tweede Slaaf.

 
Je ranselt hem aan allen kant,
Met darmen en met ingewand,
Zoodat het kraakt en knettert,
455Zóó wordt het best een vent gestraft,
Die altijd schreeuwt en schettert!
 

Aanvoerder van het koor.

 
O allerdapperste stuk vleesch, o held der heldenscharen,
Voor ons en voor geheel den staat de redder in gevaren,
Wat heb je mooi, met mannentaal en flink, dien man verslagen,
460Hoe kan mijn vreugd genoegzaam van uw eer en roem gewagen?
 

Tiende tooneel

Dezelfden.

Paphlagoniër.

 
Het was me niet ontgaan, dat jullie de heele zaak
Heel netjes in elkaar getimmerd hadt,
Maar ik wist wat te beklinken en te spijkeren was.
 

Worstverkooper.

 
465’t Ontgaat me óók niet, al wat jij in Argos doet,
 

(tot het publiek:)

 
Hij maakt ons schijnbaar het volk van Argos tot bondgenoot,
Maar steunt daar op eigen houtje de Lacedæmoniërs.
 

Tweede Slaaf

(tot den worstverkooper)

 
Kan jij ook niet tegen hem spreken als een timmerman?
 

Worstverkooper

(tot den Paphlagoniër).

 
Ik weet wel, hoe die dingen samengeklonken zijn,
Zij worden bedisseld ten bate van de gevangenen!
 

Tweede Slaaf.

 
470Goed zoo! spreek jij van „smeden” als hij „spijkeren” zegt!
 

Worstverkooper.

 
De mannen van daar, die hameren mee aan ’t zelfde slot.
Al biedt je mij nóg zooveel goud of zilvergeld,
Al stuur je je vrienden, toch verhinder je mij niet
Om dat bekend te maken aan ’t Atheensche volk.
 

Paphlagoniër.

 
475En ik zal daadlijk mij begeven naar den raad,
En daar vermelden hoe gij allen samenzweert,
En hoe gij ’s nachts hier op den burg tezamenkomt,
En hoe gij aan den koning der Persen ons verraadt,
En – hoe j’ons kaas wilt geven uit Boeotië!
 

Worstverkooper.

 
480Hoe duur zou wel die kaas zijn uit Boeotië?
 

Paphlagoniër.

 
Bij Herkules! ’k zal maken dat je onderligt!
 

(Af.)

Elfde tooneel

Dezelfden, behalve de Paphlagoniër.

Aanvoerder van het koor.

 
Toon nu eens je beleid en je stoutmoedigheid!
Als ’t waar is dat je vroeger, zooals je zelf vertelt,
In elkaar gehurkt gestolen vleesch verstoppen kondt —
485Dan loop je nu ook drommels gauw naar ’t raadsgebouw,
Want hij ’s daar binnengevallen, en hij dient terstond
Al buldrend tegen allen een valsche aanklacht in.
 

Worstverkooper.

 
Dan ga ik, vuil als ik ben, maar toch leg ik nog eerst
M’n darmen en m’n messen hier op den grond ter neer.
 

(Hij legt alles af)

Tweede Slaaf.

 
490Daar heb je olie, wrijf er eerst je nek mee in,
Dan glijdt daartegen de heele valsche aanklacht af.
 

Worstverkooper.

 
Uitmuntend! jij hoort zeker thuis in ’t turnlokaal.
 

Tweede Slaaf.

 
Slik ook dit nog naar beneden.
 

(Hij geeft hem knoflook)

Worstverkooper.

 
Slik ook dit nog naar beneden. Waarvoor dient me dat?
 

Tweede Slaaf.

 
Door knoflook te eten zal j’ een beter kemphaan zijn.
495Kom, spoed je voort.
 

Worstverkooper.

 
Kom, spoed je voort. Dat doe ik al.
 

Tweede Slaaf.

 
Kom, spoed je voort. Dat doe ik al. En denk er aan:
Je bijt en lastert, je eet z’n hanekam maar op,
Als dàt gedaan is, kom je hier weer in galop!
 

(De worstverkooper gaat naar de stad, de slaaf gaat het huis binnen).

 

Koorlied.

 
Ga henen met vreugd, en handel vrij
Tot blijdschap en voldoening van mij,
500Zeus zelf bescherme uw paden,
En als d’overwinning eens is behaald,
Dan komt gij terug, en zegepraalt,
Met kransen bestrooid en beladen!
 

De aanvoerder van het koor

(tot de toeschouwers)

 
En gij! verleent ons aandachtig gehoor, als wij naderen met anapesten,
505Gij, die bij de feesten verschillende zangen van velerlei Muse gehoord hebt!
 

(Het koor wendt zich naar het publiek)

Parabase.

 
Als eertijds een van het oude geslacht, als een vroegere blijspelendichter
Ons verzocht om naar het publiek toegewend zijne verzen te gaan reciteeren,
Niet licht verwierf hij die gunst van ons; maar thans is de dichter het waardig,
510Omdat hij veracht wie bij ons is veracht, en omdat hij de waarheid durft spreken,
En dapper op Typhon zelf losgaat, en het onweêr waagde te tarten.
Maar dàt, waar velen verbaasd over zijn, die verwonderd mij vroegen naar d’oorzaak,
Waarom hij niet vroeger een koor heeft verzocht, om zelf zijn tooneelstuk te spelen,
Dàt droeg hij ons op te verklaren aan u. Ik heb – aldus sprak de dichter —
515Niet uit domheid zóó met mijn verzen gedraald, maar ik huldigde altijd de meening
Dat er niets op aarde zoo moeilijk was als een blijspel goed te vertoonen.
Veel minnaars verdringen zich om haar gunst, maar de Muse schenkt weinigen toegang.
En de dichter, publiek! heeft uw aard doorgrond, hoe gij jaarlijks verandert en wisselt,
Hoe gij altijd de vroegere dichters verzaakt, zoodra hen d’ouderdom nadert:
520Hij weet wat met Mágnes eens is geschied, toen leeftijd zijn lokken vergrijsde,
Die zoo menigen wapentros heeft gesticht, als hij won in den edelen wedkamp,
Die met wiss’lende tonen uw oor heeft gestreeld – met lierzang – met kwinkeleeren,
Met Lydisch gefluit – met wespengeluid – die met kikkergekwaak u gedoopt heeft,
En die tòch niet altijd u kon voldoen, en als grijsaard, niet toen hij jong was,
525Door ù is versmaad, omdat hij te tam, te gematigd was in zijn spotlust!
 
 
Ik herinner den dichter Kratinos u ook, die van lof overstroomd en van glorie
Door uw veld als een bergstroom rolt, poëzie! en platanen en machtige eiken
Met wortel en tak op den grond doet slaan – zóó velt hij zijn vijand ter neder,
Dat bij ieder feestmaal zijn lied weerklonk: „Godin Geefgraag met vijgenpantoffels!”
530En „Bouwmeesters van kunstrijken zang” – zóó bloeide zijn naam in Athene.
Doch thans? Geen meelij vervult uwe borst, als hij treurt en zeurt in zijn verzen,
Wanneer bij het tokkelen weigert zijn luit, als de klanken verdwenen van vroeger,
En valsch weerklinkt de geheiligde snaar! – Thans dwaalt hij als grijsaard in ’t ronde,
Aan Kónnos gelijk, en „verdord is zijn krans, en hij gaat aan zijn dorst nog te gronde!”
535Hem paste de staatsdrank op het stadhuis, den zoo dikwerf schittrend bekroonde,
Dan zeurde hij niet, en zat glansrijk hier bij den priester van god Dionysos.
 
 
Zie Krátes eens, wat moest hij van u ook al grillen en luim ondervinden!
Wiens kunst leek op een eenvoudig ontbijt, dat hem luttele inspanning kostte,
Die met nuchteren smaak u een maaltijd schonk van grappen en fijne gedachten,
540Toch – hield hij het uit, soms daalde zijn zon, en dan rees hij weer naar de hoogte.
Hij vreesde het wisselend dichterenlot. Denkt allen aan wat hij eens zeide:
Dat men vóór alle dingen een roeier moet zijn, en daarna pas staan aan het stuurrad,
Allereerst op de plecht van het vaartuig geplaatst, om de richting te leeren der winden,
En ten slotte de stuurman van alles te zijn! – Tot dank voor al deze woorden,
545Omdat hij verstandige denkbeelden had, en niet leuterend sprong in zijn scheepje,
Schenkt gij hem nu donderend handengeklap, voortdurend een eeregeleide,
Goedgekeurd gemompel op ’t schouwburgfeest,
Dat de dichter tevreden naar huis moge gaan,
In zijn arbeid geslaagd,
550Met een voorhoofd, stralend van blijdschap!
 

Koor

(Ode).

 
God Poseidon, ù roep ik aan,
U is de stem van ’t snuivend ros,
U zijn hoefslag geheiligd:
Gij, die over de waterbaan
’t Donkergekleurde schip doet gaan,
555Gij, die zeevaart beveiligt!
 
 
God Poseidon, der rossen heer!
Die u verheugt in glans en eer,
Als, in schittrende rijen,
Heel de bloeiende jeugd der stad
Luchtig, vluchtig de teugels vat
Van den brieschenden paardenschat,
Voor zijn harddraverijen!
 
 
560Kom ten reidans van uit de zee,
Breng uwen gulden drietand mee,
Door dolfijnen gedragen!
Gij, wien van verre de schipper smeekt,
Als zijn kiel op de klippen breekt,
Door den stormwind verslagen!
 
 
Zilten telg van den dondergod!
Gij, wien Phormion heel zijn lot,
’t Lot zijner schepen vertrouwde:
U ter eer klink’ ’t loflied schoon,
U, Poseidon, Kronos’ zoon —
Gij, ons het liefst van de hemelgoôn,
Toen ons de zeeslag benauwde!
 
 
565Ja, ik wil den roem verkonden van ons heerlijk voorgeslacht,
Waardig op het kleed te stralen, dat m’ Athene jaarlijks bracht,
Mannen die in voetgevechten, òf in ’t schip-omkluisterd heir
Ons den zege steeds bevochten, ’t vaderland tot roem en eer.
Geen van al die dappre mannen heeft den vijand ooit geteld,
570Doch zoodra ’t gevaar nabij was, zwol zijn moed en werd hij held.
Mocht er één terzijde storten, mocht hij wanklen in den slag,
Hij ontkende, stofafschuddend, dat hij ooit ten onder lag!
Nimmer staakten zij de worstling, want geen vroeger generaal
Maakte ooit, als Kléon’s vader, aanspraak op een staatsonthaal;
575Thans verlangt men eerezitplaats, spijs en drank van ’t algemeen,
Of men weigert mee te vechten. Doch wij eischen dat elkeen
Zich zal offren, onbaatzuchtig, voor den staat en voor zijn goôn,
Méér verlangen wij van niemand, slechts dit ééne ridderloon:
Dat, zoodra de vrede daar is, gij ’t ons niet misgunnen zult,
580Dat ons lijf weer is geroskamd, hoofd- en baardhaar weer gekruld!
 

Koor

(Ode).

 
En gij, Pallas, der stede heil!
Gij die Atheen, in rotsen steil,
Steunt in oorlog en vrede,
Die reeds vaak onze stad behieldt,
Die ons dichterental bezielt
585Naar de aloude zede!
 
 
Nader, godin van kunst en vreê,
Breng welwillend den Zege mee,
’t Beeld dat rust op uw handen,
Nike, die ons lied begeleidt,
Die in oorlog, die in strijd
Aan Athene haar zorgen wijdt,
590Schutgodes dezer landen!
 
 
Reik thans zegenend uwe hand
Aan de bloem van den ridderstand,
Als zij krijg wil beginnen
Met den vijand, die aan ons land
Zijn eerzuchtige netten spant:
Schenk ons zoet overwinnen!
 
 
595Thans wil ’k ook den lof bazuinen van den eedlen paardenstand!
Zij verdienen lof en eerbied, want zij brachten veel tot stand,
Hebben mèt ons veel verdragen, ingevallen en gestreên,
Maar wat zij op ’t land volbrachten, kent nog lang niet iedereen!
Sprongen zij niet, flink als mannen, op de schepen van het land?
600Dronken zij niet flink uit bekers, aten knoflook uit de hand?
Droegen zij elkaar niet riemen, als gewone menschen, na,
Riepen zij niet, waterscheppend: „Wie roeit mee? hiep, hiep, hoera!”
„Aarzel niet om aan te pakken, grijp de riemen, edel ros!” —
Toen men aankwam in Korinthe, liep de troep er gauw op los
605Om met hoeven zich een rustplaats en een deksel op te slaan
En wat was uw voedsel, paarden? kreeften, en geen klaverblaân!
Als een kreeft naar land kwam kruipen, vingt gij hem uit ’t peilloos diep,
Zoodat eens ’n Korinthisch kreeftje, ’n moppentapper, luidkeels riep:
„Vreeslijk toch, o god Poseidon, dat de woning van geen visch,
610Noch de aarde noch het water voor de ridders veilig is!”
 
Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»