Бесплатно

Het geval België

Текст
0
Отзывы
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена

По требованию правообладателя эта книга недоступна для скачивания в виде файла.

Однако вы можете читать её в наших мобильных приложениях (даже без подключения к сети интернет) и онлайн на сайте ЛитРес.

Отметить прочитанной
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

Inderdaad, had België een even luchtige opvatting van wat zij aan haar eer verschuldigd was als Pruisen, had zij zich diets gemaakt, dat de zucht tot behoud van haar bestaan een voldoende verontschuldiging voor eene moreele verzaking, hoe groot ook opleverde – zij zou het voorbeeld van Luxemburg, aan wie een gelijke invasie beschoren was, hebben kunnen navolgen en aan het Duitsche leger den doortocht hebben toegestaan, zonder dat haar eenig materieel nadeel zou zijn berokkend. In dat geval echter zou zij haar nationale eer hebben prijsgegeven.

Zelfs onder de omstandigheden als zoo juist beschreven, bleef België in den blijkbaren waan verkeeren, dat Duitschland ter elfder ure, na al haar eigen plechtige verzekeringen en vóór België's billijk protest, den treurigen moed zou missen, den lagen door haar beraamden aanslag te plegen.

De militaire attaché van het Fransche Gouvernement, op de hoogte gebracht van wat op een oorlogsverklaring van Duitsche zijde neerkwam, bood het Koninkrijk “den bijstand van vijf Fransche legercorpsen aan,” maar België, van haren kant verlangend hare verplichtingen van onzijdige stipt na te komen, wees den voorslag van de hand, zeggende:

“Wij zijn het Fransche Gouvernement ten diepste dankbaar voor dit aanbod van hulp, maar onder de omstandigheden is het ons voornemen niet, een beroep te doen op de door de Mogendheden gegeven garantie. De Belgische Regeering zal later beslissen, wat haar in dezen te doen staat.”

Schreef Caesar niet, dat van alle Galliërs de Belgen de dappersten waren?

In den avond van dien gedenkwaardigen dag beraadslaagde de Belgische Koning met zijne Ministers; Frankrijk's aanbod werd lang en breed besproken en opnieuw kwam het het Belgisch Gouvernement, dat nog steeds zekere waarde bleef toekennen aan de Punische betrouwbaarheid van Pruisen, het best voor, zich niet tot de guarandeerende groote mogendheden te wenden en evenmin van Frankrijk's aanbod gebruik te maken.

Den volgenden morgen om 6 uur overhandigde de Duitsche Gezant aan het Belgisch Gouvernement een formeele oorlogsverklaring, in deze bewoordingen vervat:

“Ik heb opdracht gekregen en heb de eer Uwe Excellentie te berichten, dat tengevolge van de weigering door de Regeering van Zijne Majesteit gesteld tegenover de goed bedoelde voorstellen, welke de Keizerlijke Regeering aan haar oordeel had onderworpen, deze zich, tot haar diep leedwezen genoopt zal zien – zoo noodig door geweld van wapenen – de maatregelen van veiligheid te nemen, die reeds vroeger als onvermijdelijk tegenover de Fransche bedreigingen werden gekenschetst.”7

Ook in dit merkwaardig stuk geen woord over daden van werkelijke schending van België's onzijdigheid die door Frankrijk zouden zijn begaan – neen, niets dan Fransche bedreigingen!

Het is niet gewaagd te onderstellen, dat op de Pruisische Regeering, in hare berekening dat België “bakzeil zou halen,” het Hollandsch spreekwoord “zooals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten” van volle toepassing was.

Op dien vierden Augustus overschreden de Duitsche troepen de Belgische grens en namen de vijandelijkheden een aanvang.

Dienzelfden dag in een stampvolle zitting van den Rijksdag trachtte de Duitsche Rijkskanselier de gewelddadige actie van Duitschland tegenover de buitenwereld goed te praten; voor de schending van België's onzijdigheid voerde de officieele spreekbuis der natie de volgende zoogenaamde rechtvaardiging aan:

“Wij verkeeren thans in een staat van nood en nood breekt wet; onze troepen hebben Luxemburg bezet en zijn op dit oogenblik waarschijnlijk reeds op Belgisch grondgebied. Dat, mijne Heeren, is in strijd met de voorschriften van het internationaal recht. Het is waar dat de Fransche Regeering te Brussel heeft verklaard, dat Frankrijk bereid is, België's onschendbaarheid te eerbiedigen, zoolang haar tegenstander zich aan dezelfde regel houdt. Het was ons echter bekend, dat Frankrijk zich gereed hield, België binnen te vallen. Frankrijk kon wachten, wij niet. Een eventueele Fransche aanval in onzen flank, op de Nederrijn zou deerlijk voor ons hebben kunnen afloopen. Wij zagen ons derhalve genoodzaakt, het rechtmatig protest van de Luxemburgsche en Belgische Regeeringen te ignoreeren. Wij zullen alles doen om het kwaad – ik spreek vrij-uit – dat wij thans bedrijven goed te maken, zoodra ons militair object is bereikt. Elk en een iegelijk, die zich bedreigd ziet als wij bedreigd zijn en die voor zijn dierbaarste belangen te vechten heeft, kan maar één gedachte hebben: hoe er zich door te slaan.”

Het is opvallend, dat bij deze gelegenheid, waar het toch boven alles ging – niet alleen als plicht maar niet minder om het belang van Duitschland – om tegenover de wereld hare schending van België's onzijdigheid te rechtvaardigen, Duitschland's optreden alleen wordt verdedigd met een beroep op eigenbelang – al wordt dit dan ook tot zoo iets als “noodweer” opgeblazen – en op niets, niets anders!

Hoe Duitschland het door haar bedreven kwaad goed maakte – de wereld weet het. Na België zoo goed als vermorseld te hebben, het aan een meewarige buitenwereld overlatend, hare bevolking door liefdegaven in het leven te houden, heeft Duitschland de laaghartigheid, den Belgischen steden zware boeten op te leggen en – als om de hoogste climax in verdrukking te bereiken – van een verarmde bevolking een maandelijksche schatting van vijf-en-dertig millioen francs benevens een buitengewone boete van driehonderd-vijf-en-zeventig millioen francs voor beweerde “schending van onzijdigheid” af te persen. Ware het geval niet zoo diep aangrijpend, men zou zich geneigd gevoelen op de galgenhumoor van deze boete te wijzen als een der meest duivelsche kluchten ooit op het wereldtooneel vertoond.

Hoezeer von Bethmann-Hollweg's verklaring gewag maakt van het feit, dat “Frankrijk zich gereed hield, België binnen te vallen,” past hij er wel voor op, “man en paard te noemen.” Hij meldt niet, dat Frankrijk zich aan het binnenvallen heeft schuldig gemaakt, zelfs niet, dat het op het punt stond, zulks te doen. Er wordt, integendeel, nog gezegd dat Frankrijk kon wachten, maar Duitschland niet. De eigenaardige beteekenis van dit toevoegsel sprong blijkbaar zóó in het oog, dat het in latere edities van de rede van den Rijkskanselier, voorzoover in Duitschland verspreid, achterwege werd gelaten.

De oorlog tusschen Duitschland en België was derhalve uitgebroken en de edele leider van het laatste rijk – “op-en-top een Koning” – wendde zich tot Koning George met het volgend beroep:

“Mij de talrijke bewijzen van vriendschap van Uwe Majesteit en van Hare voorgangers, de vriendschappelijke houding van Engeland in 1870 en het bewijs van genegenheid ons juist opnieuw gegeven, herinnerend, doe ik een dringend beroep op de diplomatieke tusschenkomst van Uwer Majesteit's Regeering om de onschendbaarheid van België te vrijwaren.”8

In antwoord op dit beroep, dat geen ridderlijk volk onverhoord had kunnen laten, droeg Sir Edward Grey onmiddelijk aan den Engelschen Gezant te Berlijn op, Duitschland een ultimatum te overhandigen.

Toen genoemde Gezant, Sir Edward Goschen, zich ter zake bij den Duitschen Staatssecretaris vervoegde en het ultimatum aanbood, verklaarde hem de heer von Jagow dat hij tot zijn groot leedwezen geen ander antwoord kon geven dan dat hetwelk hij reeds eerder, dienzelfden dag, gegeven had, te weten, dat de veiligheid van het keizerrijk het absoluut noodig maakte, dat de keizerlijke troepen door België zouden rukken.

“Ik zeide hem daarop” – aldus Sir Edward Goschen in zijn rapport aan de Engelsche Regeering – “dat ik den Rijkskanselier gaarne zou bezoeken, daar zich wellicht niet zoo spoedig weer eene gelegenheid zou voordoen, hem te zien. De heer von Jagow ging hierop in en ik werd bij den Rijkskanselier toegelaten. Hij was zeer opgewonden. Zijne Excellentie brak onmiddelijk in een vloed van verwijten uit en bleef voor bijna twintig minuten achtereen aan het woord. Hij zeide dat de stap door Zijne Majesteit's Regeering genomen aller-verschrikkelijkst was; voor een enkel woord – “onzijdigheid” – een woord dat in oorlogstijd zoo herhaaldelijk was genegeerd, voor een vodje papier stelde Groot-Brittanje zich voor, aan een verwante natie, die er op uit was, in vriendschap met haar te leven, den oorlog aan te doen! Hij verklaarde dat de verantwoordelijkheid voor alle vreeselijke gebeurtenissen, die uit zulk een stap mochten voortvloeien, voor rekening zou komen van Engeland. Ik protesteerde ten sterkste tegen zulkeen bewering, zeggende dat evenzeer als hij en de heer von Jagow mij wenschten te doordringen van het feit, dat het op strategische gronden een quaestie van leven of dood voor Duitschland was om door België te marcheeren en dusdoende de onzijdigheid van dit rijk te schenden, ik niet minder sterk wenschte, hem te doordringen van het feit, dat het voor Groot-Brittanje's eer een levensquaestie was, om haar plechtig gegeven woord na te komen en zich tegen een inbreuk op België's onschendbaarheid met hand en tand te verzetten.”

Het is alweer hoogst merkwaardig en, met het oog op de latere onhandige pogingen van de advocaten van Duitschland om haar vrij te pleiten, hoogst noodig hier te wijzen op het feit, dat noch de Duitsche Staatssecretaris, de heer von Jagow, noch zijn chef, de Duitsche Rijkskanselier, bij deze gelegenheid met een enkel woord gewag maakten van een schending van België's onzijdigheid als gevolg van eenigen oorlogsdaad door Frankrijk ten haren aanzien begaan.

 
7Belgisch Grijsboek, No. 27.
8Belgisch Grijsboek, No. 25.
Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»