Transmissie

Текст
Из серии: De Invasie Kronieken #1
0
Отзывы
Читать фрагмент
Отметить прочитанной
Как читать книгу после покупки
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

Kevin dacht dat hij dat wel kon onthouden. Toch deed het niets om de vage puls van de aftelling te sussen, roffelend op de achtergrond, steeds sneller.

“En ik denk dat je het moet vertellen aan de mensen die het niet weten,” zei Dr. Yalestrom. “Het is niet eerlijk tegenover hen om het te verzwijgen.”

Ze had gelijk.

En er was een persoon die hij het eerder moest vertellen dan de rest.

Luna.

HOOFDSTUK VIER

“Dus,” zei Luna terwijl zij en Kevin over een van de paden van het Lafayette Reservoir Recreatiegebied liepen, tussen de toeristen en gezinnen door, “waarom ontweek je me?”

Je kon op Luna aan om direct ter zake te komen. Dat was een van de dingen die Kevin zo leuk vond aan haar. Niet dat hij haar leuk leuk vond. Daar leken mensen altijd vanuit te gaan. Ze dachten omdat ze mooi en blond was, en waarschijnlijk cheerleader materiaal, als ze dat niet allemaal stom vond, dat ze natuurlijk vriendje en vriendinnetje waren. Ze gingen er gewoon vanuit dat dat was hoe het leven in elkaar stak.

Maar ze waren niet samen. Luna was zijn beste vriendin. De persoon waar hij, buiten school, de meeste tijd mee doorbracht. Waarschijnlijk de enige persoon in de wereld met wie hij werkelijk over alles kon praten.

Behalve, zo bleek nu, over dit.

“Ik heb niet…” Kevin dwaalde af toen hij Luna hem aan zag staren. Staren kon ze goed. Kevin had het vermoeden dat ze waarschijnlijk geoefend had. Hij had iedereen, van pestkoppen tot onbeschofte winkeleigenaren, zien terugdeinzen omdat ze niet langer tegen haar gestaar konden. Met die blik van haar was het onmogelijk om tegen haar te liegen. “Oké, dat heb ik, maar het is moeilijk, Luna. Ik heb iets… nou, iets waarvan ik niet weet hoe ik het je moet vertellen.”

“Oh, doe niet zo stom,” zei Luna. Ze vond een achtergelaten frisdrank blikje en schopte het over het pad tussen haar voeten, met de vaardigheid van iemand die dat al veel te vaak had gedaan. “Ik bedoel, hoe erg kan het zijn? Ga je verhuizen? Moet je weer naar een andere school?”

Misschien zag ze iets in zijn ogen, want ze zweeg even. Er was iets breekbaars aan die stilte, alsof ze allebei op hun tenen liepen om te voorkomen dat hij verbroken werd. Maar ze moesten wel. Ze konden niet eeuwig blijven doorlopen.

“Iets ergs dus?” zei ze. Met een laatste beweging van haar voet schopte ze het blikje in een afvalbak.

Kevin knikte. Erg was één manier om het te brengen.

“Hoe erg?”

“Erg,” zei hij. “Het reservoir?”

Het reservoir was de plek waar ze heen gingen als ze wilde zitten en ergens over wilden praten. Ze hadden gepraat over dat Billy Hames Luna leuk had gevonden toen ze negen waren, en over de dood van Kevins kat, Tiger, toen ze tien waren. Niets van dat alles had hen hier op voor kunnen bereiden. Hij was geen kat.

Ze liepen naar de waterkant, uitkijkend over de bomen aan de andere kant, de mensen met hun kano’s en hun roeiboten. Vergeleken met een aantal andere plekken waar ze vaak rondhingen was dit fijn. Mensen gingen ervan uit dat Kevin een jongen uit het verkeerde deel van de stad was die Luna op het verkeerde pad bracht, maar zij was degene die het talent had om zich tussen hekken door te wringen en op verlaten gebouwen te klimmen. Kevin volgde waar hij kon. Hier was er niets van dat, alleen het water en de bomen.

“Wat is er?” vroeg Luna. Ze schopte haar schoenen uit en liet haar voeten in het water bungelen. Kevin had geen zin om hetzelfde te doen. Op dat moment wilde hij niets liever dan vluchten en zich verstoppen. Alles als hij haar maar niet de waarheid hoefde te vertellen. Het voelde alsof hoe langer hij het uitstelde, hoe langer het niet echt was.

“Kevin?” zei Luna. “Je begin me bang te maken. Kijk, als je me niet wil vertellen wat er is, dan bel ik je moeder wel om het haar te vragen.”

“Nee, niet doen,” zei Kevin snel. “Ik weet niet… Mam heeft er moeite mee.”

Luna keek steeds bezorgder. “Wat is er aan de hand? Is ze ziek? Ben jij ziek?”

Kevin knikte. “Ik ben ziek,” zei hij. Hij legde zijn hand op Luna’s schouder. “Ik heb iets dat leukodystrofie heet. Ik ben stervende, Luna.”

Hij wist dat hij het te snel had gezegd. Bij iets als dit zou er een hele uitleg bij moeten komen, een gepaste opbouw. Maar om eerlijk te zijn was dat het belangrijkste.

Ze staarde hem aan en schudde ongelovig haar hoofd. “Nee, je kan niet, dat is…”

Ze knuffelde hem, stevig genoeg om Kevin de adem te benemen.

“Zeg dat het een grapje is. Zeg dat het niet echt waar is.”

“Ik wou dat het niet zo was,” zei Kevin. Hij wenste dat meer dan wat dan ook.

Luna deed een stap achteruit, en Kevin kon zien dat haar gezicht samentrok van de inspanning om niet te huilen. Normaal gesproken kostte het Luna weinig moeite om niet om dingen te huilen. Maar nu kon hij zien dat het haar alles kostte.

“Dit… hoe lang nog?” vroeg ze.

“Ze zeiden misschien zes maanden,” zei Kevin.

“En dat was dagen geleden, dus nu is het minder,” kaatste Luna terug. “En jij stond er alleen voor, en…” Ze zweeg toen het tot haar doordrong.

Kevin zag haar naar de mensen op het water kijken, met hun kleine bootjes en hun snelle duiken in het water. Ze leken zo gelukkig daar. Ze staarde naar hen alsof zij hetgeen waren dat ze niet kon geloven, in plaats van de ziekte.

“Het is niet eerlijk,” zei ze. “Al die mensen, die gewoon doorgaan alsof de wereld hetzelfde is, die plezier hebben terwijl jij sterft.”

Kevin glimlachte verdrietig. “Wat moeten we eraan doen? Tegen ze zeggen dat ze geen plezier mogen maken?”

Hij besefte het gevaar van die uitspraak net te laat. Luna sprong op, zette haar handen naast haar mond en schreeuwde.

“Hee, jullie allemaal, jullie moeten stoppen! Mijn vriend gaat dood, en ik eis dat jullie onmiddellijk stoppen met lol maken!”

Een paar mensen keken om zich heen, maar niemand stopte. Kevin had het vermoeden dat dat niet het punt was. Luna bleef een paar seconden zo staan, en deze keer was hij degene die haar knuffelde. Hij hield haar vast terwijl ze huilde. Dat was zo zeldzaam dat Kevin te verbijsterd was om los te laten. Luna die naar mensen schreeuwde en zich gedroeg op manieren die ze nooit van iemand als zij zouden verwachten, dat was normaal. Luna die instortte was dat niet.

“Voel je je beter?” vroeg hij na een tijdje.

Ze schudde haar hoofd. “Niet echt. En jij dan?”

“Nou, het is fijn om te weten dat er iemand bestaat die probeert de wereld voor me tegen te houden,” zei hij. “Weet je wat nog het ergste is?”

Luna wist een glimlach op haar gezicht te toveren. “Dat wat je dood wordt niet kunnen spellen?”

Kevin kon niet anders dan die glimlach beantwoorden. Luna wist dat hij het nodig had dat ze haar gewone zelf was die hem in de maling nam.

“Dat kan ik, ik heb geoefend. Het ergste is dat dit betekent dat niemand me gelooft als ik vertel dat ik dingen zie. Ze denken allemaal dat het gewoon de ziekte is.”

Luna hield haar hoofd schuin. “Wat voor dingen?”

Kevin vertelde haar over de vreemde landschappen die hij had gezien, het verslindende vuur, het gevoel van een aftelling.

“Dat…” begon Luna toen hij klaar was. Ze leek echter niet te weten hoe ze haar zin moest afmaken.

“Ik weet het, het is gestoord, ik ben gestoord,” zei Kevin. Zelfs Luna geloofde hem niet.

“Je liet me niet uitpraten,” zei Luna, en ze haalde diep adem. “Dat… is zo cool.”

“Cool?” herhaalde Kevin. Het was niet de respons die hij verwacht had, zelfs niet van haar. “De rest denkt dat ik gek wordt, of dat mijn hersenen smelten, ofzo.”

“De rest is dom,” verkondigde Luna, hoewel, om eerlijk te zijn, dat haar standaard instelling voor het leven was. Voor haar was iedereen dom, tot het tegendeel werd bewezen.

“Dus je gelooft me?” zei Kevin. Zelfs hij was niet meer helemaal zeker van zijn zaak, na alles dat mensen tegen hem gezegd hadden.

Luna pakte zijn schouders vast en keek hem recht in zijn ogen. Met een ander meisje zou Kevin misschien gedacht hebben dat ze op het punt stond hem te kussen. Maar niet met Luna.

“Als jij tegen me zegt dat deze visioenen echt zijn, dan zijn ze echt. Ik geloof je. En het is echt supercool om in staat te zijn buitenaardse werelden te zien.”

Kevins ogen werden groot. “Hoezo denk je dat het een buitenaardse wereld is?”

Luna deed schouderophalend een stap achteruit. “Wat zou het anders moeten zijn?”

Toen ze dat vroeg, kreeg Kevin het gevoel dat ze net zo verbijsterd was hierdoor als hij. Zij was alleen beter in staat om het te verbergen.

“Misschien…” speculeerde ze, “…misschien heeft dit je brein dusdanig veranderd, dat je nu een directe lijn hebt naar die buitenaardse plek?”

Als Luna ooit een superkracht kreeg, zou het waarschijnlijk het vermogen zijn om overhaaste conclusies te trekken. Dat vond Kevin leuk aan haar, vooral nu het betekende dat zij de enige was die hem geloofde. Toch voelde het als een grote beslissing, zo snel.

“Je weet hoe gestoord dat klinkt, toch?” zei hij.

“Niet gestoorder dan het idee dat de wereld me gewoon zonder reden mijn vriend afneemt,” kaatste Luna terug. Ze balde haar vuisten op een manier die suggereerde dat ze maar wat graag om de kwestie zou vechten. Of misschien was het alleen vanwege de inspanning om niet te huilen. Luna had vaak de neiging om kwaad te worden, of grapjes te maken, of gekke dingen te doen, in plaats van om van streek te raken. Op dat moment kon Kevin het haar niet kwalijk nemen.

Hij zag haar terugkeren uit de plek waar ze bijna huilde, stukje bij beetje, tot ze uiteindelijk een glimlach wist te forceren.

 

“Dus, afschuwelijke ziekte, coole visioenen van buitenaardse werelden… is er nog iets dat je me niet verteld hebt?”

“Alleen de cijfers,” zei Kevin.

Luna keek hem zichtbaar geërgerd aan. “Je snapt dat je daar geen ja op had moeten antwoorden?”

“Ik wilde je alles vertellen,” zei Kevin, hoewel hij het vermoeden had dat het daar een beetje laat voor was. “Sorry.”

“Oké,” zei Luna. Weer had Kevin het gevoel dat ze haar best deed om alles te verwerken. “Cijfers?”

“Ik zie ze ook,” zei Kevin. Hij noemde de cijfers uit zijn hoofd op. “23h 06m 29.283s, −05° 02′ 28.59.”

“Oké,” zei Luna. Ze kneep haar lippen op elkaar. “Ik vraag me af wat ze betekenen.”

Dat ze misschien niets betekenden leek niet in haar op te komen. Dat vond Kevin geweldig aan haar.

Ze haalde haar telefoon tevoorschijn. “Het is geen kenteken, en het zou vreemd zijn als wachtwoord. Wat nog meer?”

Kevin had er niet over nagedacht, in ieder geval niet met het soort directheid dat Luna op het probleem leek toe te passen.

“Misschien een item nummer, een serienummer?” suggereerde Kevin.

“Maar er zitten uren en minuten in,” zei Luna. Ze leek volledig op te gaan in de vraag van wat de cijfers konden betekenen. Wat nog meer?”

“Misschien een leveringstijd en een locatie?” stelde Kevin voor. “Dat tweede deel lijkt alsof het coördinaten zouden kunnen zijn.”

“Het is niet helemaal correct voor een kaart referentie,” zei Luna. “Misschien als ik het gewoon Google… oh, cool.”

“Wat?” vroeg Kevin. Eén blik op Luna’s gezicht vertelde hem dat ze de jackpot hadden.

“Als je die cijfercombinatie in een zoekmachine intypt, krijg je over slechts één ding resultaten,” zei Luna. Ze klonk zo zeker van haar zaak. Ze draaide haar scherm om het hem te laten zien, de pagina’s in een nette rij. “Het Trappist 1 star systeem.”

Kevin voelde zijn opwinding groeien. Meer dan dat, hij voelde zijn hoop groeien. Hoop dat dit misschien echt iets kon betekenen, en dat het niet alleen maar zijn ziekte was, ongeacht wat mensen zeiden. Hoop dat het misschien echt kon zijn.

“Maar waarom zou ik die cijfers zien?” vroeg hij.

“Misschien omdat het Trappist systeem een van de sterrenstelsels is waar kans op leven is?” zei Luna. “Van wat ik hier lees, bevinden zich meerdere planeten in wat we denken dat een bewoonbare zone is.”

Ze zei het alsof het het meest voor de hand liggende gegeven ter wereld was. De gedachte aan planeten waar wellicht leven kon bestaan leek veel te toevallig nu Kevin dat leven had gezien. Of in ieder geval een vreemd leven had gezien.

“Je moet hier met iemand over praten,” verkondigde Luna. “Je bent… nou, het eerste bewijs van buitenaards contact, of zoiets. Wie waren die mensen die op zoek waren naar aliens, de wetenschappers? Ik heb iets over hen gezien op tv.”

“SETI?” vroeg Kevin.

“Dat zijn ze,” zei Luna. “Zijn zij niet gevestigd in San Francisco, of San Jose, of zoiets?”

Dat wist Kevin niet, maar hoe meer hij erover nadacht, hoe meer het idee hem aantrok.

“Je moet gaan, Kevin,” zei Luna. “Je moet op zijn minst met ze praten.”

***

“Nee,” zei zijn moeder. Ze zette haar beker zo hardhandig neer dat de koffie over de rand klotste. “Nee, Kevin, absoluut niet!”

“Maar mam—”

“Ik rij je niet naar San Francisco zodat je een stelletje gekken kunt gaan lastigvallen,” zei zijn moeder.

Kevin liet haar zijn telefoon zien met de informatie over SETI. “Ze zijn niet gek,” zei hij. “Het zijn wetenschappers.”

“Wetenschappers kunnen ook gek zijn,” zei zijn moeder. “En dit hele idee… Kevin, kun je niet gewoon accepteren dat je dingen ziet die er niet zijn?”

Dat was het probleem; het was veel te makkelijk om dat te accepteren. Hij kon makkelijk tegen zichzelf zeggen dat dit niet echt was, maar er knaagde iets aan hem dat hem vertelde dat dat een slecht idee was. De aftelling ging nog steeds door, en Kevin had het vermoeden dat hij iemand moest zien te vinden die hem geloofde, voordat de climax bereikt werd.

“Mam, de cijfers die ik zei dat ik zag… het bleek de locatie van een sterrenstelsel te zijn.”

“Er zijn zoveel sterren dat ik zeker weet dat een willekeurige combinatie van cijfers aan een van hen gerelateerd zal zijn,” zei zijn moeder. “Het zou hetzelfde zijn als de massa van een ster of…”

“Dat bedoel ik niet,” zei Kevin. “Ik bedoel dat het precies hetzelfde was. Luna heeft de cijfers gegoogeld, en het Trappist 1 systeem was het eerste in de zoekresultaten. Het enige in de zoekresultaten.”

“Ik had moeten weten dat Luna erbij betrokken was,” zuchtte zijn moeder. “Ik ben dol op die meid, maar ze heeft te veel fantasie voor haar eigen bestwil.”

“Alsjeblieft, mam,” zei Kevin. “Dit is echt.”

Zijn moeder legde haar handen op zijn schouders. Sinds wanneer moest ze omhoog reiken om dat te doen? “Dat is het niet, Kevin. Dr. Yalestrom zei dat je moeite had om dit allemaal te accepteren. Je moet begrijpen wat er gaande is, en ik moet je helpen om het te accepteren.”

“Ik weet dat ik stervende ben, mam,” zei Kevin. Hij had het niet zo moeten brengen, want hij kon de tranen in zijn moeders ogen zien.

“Is dat zo? Want dit—”

“Ik zal een manier vinden om er te komen,” beloofde Kevin. “Ik pak de bus wel als het moet. Ik pak een trein de stad in en loop de rest. Ik moet in ieder geval met ze praten.”

“En uitgelachen worden?” Zijn moeder draaide zich om en keek hem niet aan. “Je weet dat dat gaat gebeuren, toch, Kevin? Ik probeer je te beschermen.”

“Dat weet ik,” zei Kevin. “En ik weet dat ze me waarschijnlijk zullen uitlachen, maar ik moet het in ieder geval proberen, mam. Ik heb het gevoel dat dit heel belangrijk is.”

Hij wilde meer zeggen, maar hij wist niet of dat zou helpen. Zijn moeder zweeg, en hij wist dat ze nadacht. Op dat moment was dat het beste waar Kevin op kon hopen. Ze bleef denken, haar hand trommelend op de keukentafel terwijl ze een besluit nam.

Kevin hoorde zijn moeder zuchten.

“Goed dan,” zei ze. “Ik doe het. Ik zal je brengen, maar alleen omdat ik het vermoeden heb dat als ik het niet doe, ik binnenkort een telefoontje van de politie krijg die me gaat vertellen dat mijn zoon ergens in een bus is flauwgevallen.”

“Bedankt, mam,” zei Kevin, en hij omhelsde haar.

Hij wist dat ze hem niet echt geloofde, maar op een bepaalde manier maakte dat haar blijk van liefde alleen maar indrukwekkender.

HOOFDSTUK VIJF

Het kostte ongeveer een uur om van Walnut Creek naar het SETI Instituut in Mountain View te rijden, maar voor Kevin voelde het als een eeuwigheid. Het was niet alleen omdat het verkeer in de stad langs wegafzettingen kroop; elk moment was een verspilling als hij daar al had kunnen zijn, als hij al had kunnen uitvinden wat er met hem aan de hand was. Zij moesten het weten, hij wist het zeker.

“Verwacht er niet te veel van,” waarschuwde zijn moeder hem voor de twintigste keer. Kevin wist dat ze alleen probeerde om hem te beschermen, maar toch wilde hij zijn opwinding niet temperen. Hij wist zeker dat dit de plek was waar hij erachter zou komen wat er aan de hand was. Het waren wetenschappers die aliens bestudeerden. Zij zouden toch zeker wel alles weten?

Maar toen ze er aankwamen, was het instituut niet wat hij verwacht had. 189 Bernardo Avenue zag er eerder uit als een kunstgalerie of een onderdeel van een universiteit dan als het soort ultra-high-tech gebouw dat Kevins fantasie had bedacht. Hij had gebouwen verwacht die eruitzagen alsof ze uit de ruimte konden komen, maar in plaats daarvan zagen ze er een beetje uit als dure versies van zijn schoolgebouw.

Ze parkeerden voor de gebouwen. Kevin haalde diep adem. Dit was het dan. Ze liepen een lobby in, waar ze ontvangen werden door een vrouw die haar glimlach in een vraag veranderde nog voor ze iets had gezegd.

“Hallo, weet u zeker dat u hier goed zit?”

“Ik moet met iemand praten over buitenaardse signalen,” zei Kevin voordat zijn moeder een poging kon wagen om het uit te leggen.

“Het spijt me,” zei de vrouw. “We geven niet echt openbare rondleidingen.”

Kevin schudde zijn hoofd. Hij wist dat hij moest zorgen dat zij het begreep. “Ik ben hier niet voor een rondleiding,” zei hij. “Ik denk… ik denk dat ik een soort buitenaards signaal ontvang.”

De vrouw keek hem niet aan met het soort schok en ongeloof als de meeste andere mensen, of zelfs met de verbaasde blik die zijn moeder hem had toegeworpen. Dit was eerder een gelaten blik, alsof ze hier vaker mee te maken kreeg dan ze zou willen.

“Ik begrijp het,” zei ze. “Helaas bevinden we ons niet in de positie om te praten met mensen die hier binnen komen lopen. Als je ons een e-mail stuurt, zullen we het met alle plezier overwegen, maar momenteel…”

“Kom op, Kevin,” zei zijn moeder. “We hebben het geprobeerd.”

Tot zelfs zijn eigen verbazing schudde Kevin zijn hoofd. “Nee, ik ga niet.”

“Kevin, je moet wel,” zei zijn moeder.

Kevin ging zitten, precies in het midden van de lobby. Het tapijt was niet erg comfortabel, maar dat kon hem niet schelen. “Ik ga nergens heen tot ik iemand kan spreken.”

“Wacht eens, dat kun je niet doen,” zei de receptioniste.

“Ik ga nergens heen,” zei Kevin.

“Kevin…” begon zijn moeder.

Kevin schudde zijn hoofd. Hij wist dat het kinderachtig was. Maar hij was dertien, en hij kon doen wat hij wilde. Trouwens, dit was belangrijk. Als hij nu naar buiten liep, was het voorbij. Dat kon hij niet laten gebeuren.

“Sta op, of ik moet de bewaking bellen,” zei de receptioniste. Ze liep naar hem toe en pakte Kevins arm stevig vast.

Onmiddellijk vestigde Kevins moeder haar aandacht op de receptioniste. Ze kneep haar ogen samen.

“Blijf met je poten van mijn zoon af.”

“Zorg dan dat hij opstaat en vertrekt voor ik de politie moet inschakelen.” De receptioniste liet hem los, hoewel dat waarschijnlijk iets te maken had met de blik die zijn moeder haar toewierp. Kevin had het gevoel dat ze nu eindelijk wel een manier had om haar zoon te beschermen, en dat zou ze doen ook, wat het ook kostte.

“Dreig niet met de politie. Kevin doet niemand kwaad.”

“Denk je dat we hier niet regelmatig gekken krijgen?”

“Kevin is niet gek!” schreeuwde zijn moeder op een volume dat ze normaal bewaarde voor wanneer Kevin echt iets verkeerd had gedaan.

In de volgende minuten werd er meer geruzied dan Kevin wilde. Zijn moeder schreeuwde naar hem dat hij op moest staan. De receptioniste schreeuwde dat ze de bewaking ging bellen. Ze schreeuwden naar elkaar, en de vrouw leek in de veronderstelling te zijn dat zijn moeder in staat was Kevin van zijn plek te krijgen. Kevin hoorde alles met een verrassende kalmte aan.

Het trok hem mee, en in de dieptes zag hij iets…

Om zich heen voelde hij de koude duisternis van de ruimte, de flikkerende sterren. De Aarde zag er van bovenaf zo anders uit dat het Kevin de adem benam. Er zweefde een zilverachtig object in de ruimte, slechts een van vele anderen die in de baan om de aarde hingen. De woorden Pioneer 11 waren op de zijkant gestencild…

Toen lag hij op de vloer van het SETI Instituut. Zijn moeder, en de receptioniste, hielpen hem omhoog.

“Is hij in orde?” vroeg de receptioniste. “Moet ik een ambulance bellen?”

“Nee, het gaat wel,” zei Kevin.

Zijn moeder schudde haar hoofd. “We weten wat er mis is. Mijn zoon is stervende. Dit alles… ik dacht dat het hem zou helpen om te accepteren dat wat hij ziet niet echt is, dat het de ziekte is.”

Het voelde als verraad, alsof Kevins moeder al langer van plan was geweest om zijn dromen te verwoesten.

“Ik begrijp het,” zei de receptioniste. “Oké, laten we je omhoog helpen, Kevin. Kan ik iets voor jullie halen?”

“Ik wil gewoon met iemand praten,” zei Kevin.

De receptioniste beet op haar lip en knikte toen. “Oké, ik zal zien wat ik kan doen.”

Zomaar ineens leek haar hele houding veranderd te zijn.

“Wacht hier. Ga maar zitten. Ik ga kijken of er iemand aanwezig is die in ieder geval met je kan praten, en je misschien kan rondleiding. Hoewel er niet veel te zien is.”

 

Kevin en zijn moeder namen plaats. Hij wilde haar alles vertellen over wat hij zojuist had gezien, maar hij kon aan haar gezicht zien dat het haar alleen maar pijn zou doen. Dus in plaats daarvan bleef hij zwijgend wachten.

Uiteindelijk verscheen er een vrouw. Ze was een jaar of vijftig, gekleed in een donker pak dat suggereerde dat ze het soort vergaderingen had waar casual kleding niet gepast was. Er was iets aan haar dat zei dat ze een academicus was—misschien kwam het door de nieuwsgierigheid waarmee ze Kevin aankeek. Ze gaf zijn moeder een hand, en toen Kevin.

“Hallo, Kevin,” zei ze. “Ik ben Dr. Elise Levin. Ik ben de directrice van het instituut.”

“U heeft de leiding?” vroeg Kevin hoopvol. “Over alle buitenaardse zaken?”

Ze glimlachte geamuseerd. “Ik denk dat dat een beetje overdreven is. Een groot deel van de zoektocht naar buitenaards leven vindt elders plaats. NASA verstrekt data, er zijn een aantal universiteiten bij betrokken, en we huren vaak tijd op de telescopen van andere mensen als dat mogelijk is. Maar inderdaad, ik heb de leiding over dit instituut en de dingen die hier gebeuren.”

“Dat moet ik u iets vertellen,” zei Kevin. Hij praatte sneller dan hij wilde, in een poging zijn woordje te doen voordat deze volwassene tijd had om over hem te twijfelen. “Er is iets gaande. Ik weet dat het raar klinkt, maar ik zie dingen, er is een soort van aftelling…”

Hoe kon hij de aftelling uitleggen? Het was niet zoals cijfers, er was geen duidelijk punt dat het einde markeerde. Het was gewoon een vage puls die binnenkwam met het signaal in zijn hersenen, een puls die gestaag, bijna onmerkbaar sneller werd terwijl het aftelde naar iets waarvan Kevin niet wist wat het was.

“Waarom vertel je me er niet over terwijl we rondkijken?” suggereerde Dr. Levin. “Ik zal je laten zien wat we hier zoal doen.”

Ze leidde Kevin en zijn moeder door de gangen van het instituut, en om eerlijk te zijn had Kevin gedacht dat het spannender zou zijn. Hij had gedacht dat het minder op een kantoorpand zou lijken.

“Ik dacht dat hier grote telescopen zouden zijn, of laboratoria vol apparatuur om dingen uit de ruimte te testen,” zei Kevin.

Dr. Levin haalde haar schouders op. “We hebben wel laboratoria, en we testen zo nu en dan materialen, maar we hebben geen telescopen. We werken echter wel samen met Berkeley om een speciale radiotelescoop te bouwen.”

“Hoe zoekt u dan naar aliens?” vroeg Kevins moeder. Het leek erop dat zij net zo verbaasd was door het gebrek aan enorme telescopen en luisterapparatuur als Kevin.

“We werken samen met andere mensen,” zei Dr. Levin. “We vragen om, of huren, tijd op telescopen en sensor apparatuur. We werken met data van NASA. We doen suggesties voor plekken waar ze zouden kunnen zoeken, of andere data die ze kunnen verzamelen. Het spijt me, ik weet dat het niet zo spannend is als mensen soms denken. Hier, kom met me mee.”

Ze leidde hen naar een kantoor dat er in ieder geval iets interessanter uitzag dan de andere ruimtes. Er stonden een aantal computers, er hingen posters van het zonnestelsel, en er lagen een paar tijdschriften die SETI’s werk hadden genoemd. Het meubilair zag eruit alsof het speciaal was ontworpen om ergonomisch, stijlvol en zo comfortabel als een baksteen te zijn.

“Ik zal je een aantal dingen laten zien waar we aan werken,” zei Dr. Levin. Ze haalde afbeeldingen tevoorschijn van grote telescopen die werden gebouwd. “We kijken naar het ontwikkelen van radiotelescopen die misschien krachtig genoeg zijn om ambient radio frequenties op te vangen, in plaats van gewoon te wachten tot iemand ons een signaal stuurt.”

“Maar ik denk dat iemand ons een signaal stuurt,” zei Kevin. Ze moest het begrijpen.

Dr. Levin zweeg even. “Ik wilde je vragen of je refereert aan de theorie waarbij sommige mensen denken dat hoge-frequentie radiogolven van een pulsar begrijpelijke signalen zijn, maar dat is niet zo, of wel?”

“Ik heb dingen gezien,” zei Kevin. Hij probeerde de visioenen uit te leggen. Hij vertelde haar over het landschap dat hij gezien had, en de aftelling.

“Aha,” zei Dr. Levin. “Maar ik moet je iets vragen, Kevin. Je begrijpt dat SETI dit soort dingen onderzoekt op een wetenschappelijke manier, door echte bewijzen te zoeken? Dat is de enige manier waarop we dit kunnen doen, en zeker weten dat wat we vinden ook echt is. Dus ik moet je vragen, Kevin, hoe weet je dat wat jij ziet echt is?”

Kevin had die vraag al met Luna beantwoord. “Ik heb een aantal cijfers gezien. Toen ik ze opzocht, bleek dat het de locatie was van iets dat het Trappist 1 systeem heet.”

“Een van de meer veelbelovende kandidaten voor buitenaards leven,” zei Dr. Levin. “Maar Kevin, begrijp je mijn probleem nu? Je zegt dat je die cijfers hebt gezien, en ik geloof je, maar misschien heb je ze gezien omdat je er ergens over hebt gelezen. Ik kan SETI’s middelen op basis van jouw verklaring niet inzetten, en ik weet hoe dan ook niet wat we nog meer zouden kunnen doen als het op het Trappist 1 systeem aankomt. Voor zoiets zou ik iets nieuws nodig hebben. Iets dat je op geen enkele andere manier zou kunnen weten.”

Kevin merkte dat ze probeerde hem zo vriendelijk mogelijk af te wijzen, maar toch deed het pijn. Hoe kon hij hen dat geven? Toen dacht hij over wat hij in de lobby gezien had. Daar moest een reden voor geweest zijn, toch?

“Ik denk…” Hij wist niet of hij het kon zeggen of niet, maar hij wist dat hij moest. “Ik denk dat u een signaal gaat ontvangen van iets dat Pioneer 11 heet.”

Dr. Levin keek hem een paar seconden aan. “Het spijt me, Kevin, maar dat is niet erg waarschijnlijk.”

Kevin zag zijn moeder fronzen. “Wat is Pioneer 11?”

“Het is een van de diepe ruimtesondes die NASA heeft gelanceerd,” legde Dr. Levin uit. “Hij vloog door ons zonnestelsel, stuurde data terug, en had voldoende snelheid om voorbij de grenzen van het zonnestelsel te vliegen. Helaas hebben we voor het laatst contact gehad in 1995, dus ik denk niet dat—”

Ze zweeg toen haar telefoon overging, en haalde hem tevoorschijn alsof ze het telefoontje wilde weigeren. Kevin zag het moment waarop ze zag wie er belde.

“Het spijt me, dit moet ik aannemen,” zei ze. “Ja, hallo, wat is er? Kan het even wachten, ik ben bezig met… oké, als het zo dringend is. Een signaal? Je bent me omdat er data binnenkomt bij NASA? Maar NASA heeft altijd…” Ze zweeg weer, en staarde vol ongeloof naar Kevin. Toch sprak ze. “Mag ik raden?” zei ze in de telefoon. “Je hebt net een signaal binnengekregen van Pioneer 11? Echt? Nee, dat kan ik je niet vertellen. Ik denk dat je me toch niet zou geloven.”

Ze legde de telefoon neer en staarde Kevin aan alsof ze hem voor het eerst zag.

“Hoe deed je dat?” vroeg ze.

Kevin haalde zijn schouders op. “Ik zag het toen ik in de lobby wachtte.”

“Je zag het? Op dezelfde manier dat je dat buitenaardse landschap ‘zag’?” Dr. Levin staarde hem aan, en Kevin kreeg het gevoel dat ze iets probeerde te bedenken. Waarschijnlijk hoe hij dit voor elkaar had kunnen krijgen.

Het duurde bijna een minuut voordat ze een besluit nam.

“Ik denk,” zei Dr. Levin op de voorzichtige toon van iemand die zeker wilde weten dat ze niet gek werd, “dat je beter met mij mee kunt komen.”

Бесплатный фрагмент закончился. Хотите читать дальше?
Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»