Бесплатно

De Ellendigen (Deel 5 van 5)

Текст
0
Отзывы
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена

По требованию правообладателя эта книга недоступна для скачивания в виде файла.

Однако вы можете читать её в наших мобильных приложениях (даже без подключения к сети интернет) и онлайн на сайте ЛитРес.

Отметить прочитанной
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

Jean Valjean nam ziender oogen af. Hij daalde; hij naderde den donkeren horizont. Zijn adem stokte bij tusschenpoozen, en werd door gereutel afgebroken. Met moeite kon hij zijn voorarm verplaatsen, zijn beenen waren stijf geworden, doch terzelfder tijd dat zijn lichaam afnam, vertoonde en ontvouwde zich op zijn voorhoofd de geheele majesteit der ziel. Het licht der onbekende wereld was reeds in zijn oogen zichtbaar.

Zijn gelaat verbleekte en glimlachte tegelijk. Het leven was er niet meer, er was iets anders. Zijn ademhaling werd korter, zijn blik werd grooter. ’t Was een lijk, waaraan men vleugels vermoedde.

Hij wenkte Cosette om te naderen, daarna Marius. ’t Was blijkbaar de laatste minuut van het laatste uur; en hij sprak tot hen met zulk een flauwe stem, dat zij van verren afstand scheen te komen, en men zou gezegd hebben, dat nu reeds een muur tusschen hen en hem bestond.

„Nader, nadert beiden. Ik bemin u zeer. O, ’t is zoet zóó te sterven. Ook gij, Cosette, bemint mij. Ik wist wel, dat gij steeds vriendschap voor den ouden goeden man hadt. Hoe lief zijt gij, mij een kussen onder de lendenen te hebben gelegd! Ge zult mij een weinig betreuren, niet waar? Niet te veel; ik wil niet, dat ge werkelijk verdriet hebt. Ge moet uw geluk genieten, mijn kinderen. Ik heb vergeten u te zeggen, dat men op de gespen zonder tongen meer verdiende dan op al het overige. Het gros, de twaalf dozijn, kwam op tien francs en werd voor zestig verkocht. ’t Was voorwaar een goede handel. Gij moet u dus over de zesmaal honderdduizend francs niet verwonderen, mijnheer de Pontmercy. ’t Is eerlijk gewonnen geld. Ge moogt gerust rijk zijn. Ge moet rijtuig houden, nu en dan een loge in den schouwburg, fraaie kleederen hebben, mijn Cosette, en uw vrienden diners geven; ge moet zeer gelukkig zijn. Straks schreef ik aan Cosette. Zij zal mijn brief vinden. Aan haar vermaak ik de twee kandelaars, die op den schoorsteen staan. Zij zijn van zilver; maar voor mij zijn zij van goud, van diamant; zij veranderen de waskaarsen, die men er op zet, in gewijde kaarsen. Ik weet niet of hij, die ze mij gegeven heeft, hierboven over mij tevreden is. Ik heb gedaan wat ik kon. Mijn kinderen, vergeet niet, dat ik een arm mensch ben; laat mij in een afgelegen hoekje begraven, onder een steen om de plaats aan te duiden. Dat is mijn wil. Geen naam op den steen. Zoo Cosette nu en dan daarheen wil gaan, zal ’t mij genoegen doen. Ook gij, mijnheer Pontmercy. Ik moet u bekennen, dat ik u niet altijd bemind heb; ik vraag er u vergiffenis voor. Thans zijt gij en zij slechts één voor mij. Ik ben u zeer dankbaar. Ik gevoel dat gij Cosette gelukkig maakt. Zoo ge wist, mijnheer Pontmercy, hoe haar schoone rozenwangen mij verheugden; wanneer ik haar bleek zag, was ik treurig. In de tafel ligt een bankbiljet van vijfhonderd francs. Ik heb er niet aangeraakt. ’t Is voor de armen. Cosette, ziet ge uw jurkje, dáár, op het bed? herkent ge het? ’t Is echter niet langer dan tien jaren geleden. Hoe snel verloopt de tijd. Wij zijn zeer gelukkig geweest. ’t Is nu gedaan. Weent niet, mijn kinderen, ik ga niet ver, ik zal u van dààr zien. Ge behoeft slechts des nachts op te zien, en ge zult mij zien glimlachen. Cosette, herinnert ge u Montfermeil? Ge waart in het bosch en zeer bevreesd; herinnert ge u, dat ik het hengsel van den emmer nam? ’t Was de eerste keer, dat ik uw arm klein handje raakte. ’t Was zoo koud. O, destijds waren uw handjes zeer rood, thans zijn zij zeer blank. En de groote pop! herinnert ge u haar? Ge noemdet haar Kaatje. Het speet u ze niet naar het klooster te hebben medegenomen! Hoe dikwijls hebt gij mij doen lachen, mijn lieve engel! Wanneer het geregend had, liet ge in de goten stroohalmen drijven en oogdet ze na. Op een dag gaf ik u een raket en een bal met gele, blauwe en groene veeren. Ge zijt het zeker vergeten. Gij waart zulk een aardig meisje, toen ge jong waart. Ge speeldet. Ge deedt kersen in de ooren. Dat zijn herinneringen uit het verledene. De bosschen, welke men met zijn kind is doorgegaan, het geboomte waaronder men gewandeld, de kloosters waarin men zich verborgen heeft, de spelen, het vroolijk kindergelach, dat alles is schaduw. Ik heb mij verbeeld, dat mij dit alleen behoorde. Zoo dom was ik. De Thénardiers waren zeer ondeugend. Men moet hun vergeven. Cosette, thans is ’t oogenblik gekomen om u den naam uwer moeder te zeggen. Zij heette Fantine. Onthoud dien naam: Fantine. Kniel, telkens wanneer ge hem uitspreekt. Zij heeft veel geleden. Zij heeft u innig bemind. Zij heeft evenveel rampen gehad, als gij geluk gehad hebt. Dit zijn de beschikkingen Gods. Hij is hierboven. Hij ziet ons allen en weet wat Hij temidden zijner oneindige wereldbollen doet. Ik ga heen, mijn kinderen. Bemint elkander steeds. Op de wereld is niets van meer belang dan dit: elkander te beminnen. Ge zult somwijlen aan den armen, ouden man denken, die hier gestorven is. O, mijn Cosette, ’t is mijn schuld niet, ik verzeker ’t u, dat ik u in al deze dagen niet gezien heb; ’t verscheurde mijn hart; ik ging tot aan den hoek der straat, en moest een vreemde vertooning maken voor de menschen, die mij voorbij zagen gaan; ik was als zinneloos; eenmaal ging ik zonder hoed uit. Mijn kinderen, nu zie ik niet helder meer; ik had u nog een en ander te zeggen, maar het zij zoo. Denk nu en dan aan mij. Gij zijt gezegende wezens. Ik weet niet, wat het is; maar ik zie licht. Nadert nog dichter. Ik sterf gelukkig. Geef mij uw veelgeliefde hoofden, dat ik er mijn handen oplegge.”

Cosette en Marius knielden hevig bewogen, in hun tranen stikkend, en bogen zich elk op een hand van Jean Valjean. Zijn handen bewogen zich niet meer.

Hij lag achterover, beschenen door het licht der twee waskaarsen; zijn bleek gezicht aanschouwde den hemel, hij liet Cosette en Marius zijn handen met kussen bedekken; hij was dood.

De nacht was zonder sterren, en stikdonker. Ongetwijfeld stond in de schaduw een groote engel met uitgebreide vleugelen, die de ziel wachtte.

Zesde hoofdstuk
Het gras verbergt en de regen wischt uit

Op het kerkhof van Père-Lachaise, nabij de algemeene begraafplaats, ver van de sierlijke wijk dezer doodenstad, ver van al die weidsche grafgestichten, welke in ’t gezicht der eeuwigheid de stuitende modes van den dood ten toon spreiden, in een eenzamen hoek, bezijden een ouden muur, onder een grooten ijpeboom, om welken zich het klimop slingert, onder hondsgras en mos, ligt een steen. Deze steen is evenmin als andere steenen tegen den tand des tijds, schimmel, mos en vogeldrek beveiligd. Het vocht maakt hem groen, de lucht zwart. Hij ligt niet in de nabijheid van eenig pad, en men gaat niet gaarne in deze richting, wijl het gras er hoog is en men dadelijk natte voeten heeft. Wanneer de zon even schijnt, komen er hagedissen. In de geheele omgeving heerscht een geritsel van wilde haverhalmen. In de lente zingen de vogels er in de boomen.

De steen is geheel glad. Toen men hem beitelde, heeft men slechts aan de volstrekte behoefte van het graf gedacht, en voor niets anders gezorgd dan om dien steen lang en smal genoeg te maken om een lijk te dekken.

Men leest er geen naam op.

Maar reeds vele jaren geleden, schreef een hand met een potlood deze vier regels er op, welke allengs door den regen en het stof onleesbaar zijn geworden en waarschijnlijk thans uitgewischt zijn.

 
Il dort. Quoique le sort fût pour lui bien étrange,
Il vivait. Il mourut quand il n’eut plus son ange,
La chose simplement d’elle-même arriva,
Comme la nuit se fait lorsque le jour s’en va.12
 
Einde van het vijfde en laatste deel
12Hoe vreemd het lot hem was, hij leefde. Deez’ steen dekt thans zijn asch. Hij sneefde, Toen hij zijn Engel niet meer zag. De dood kwam zachtkens hem bevrijden, En volgde op zijn maatloos lijden, Zooals de nacht wijkt voor den dag.
Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»