Een Rijk van Schaduwen

Текст
Из серии: Koningen En Tovernaars #5
0
Отзывы
Читать фрагмент
Отметить прочитанной
Как читать книгу после покупки
Een Rijk van Schaduwen
Шрифт:Меньше АаБольше Аа
Morgan Rice

Morgan Rice is de #1 Bestverkopende auteur van DE VAMPIER DAGBOEKEN, een tienerserie die inmiddels bestaat uit elf boeken; DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en de #1 bestverkopende epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit zeventien boeken.

Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.

VERANDERD (Boek #1 van de Vampierverslagen), ARENA ÉÉN (Boek #1 van de Overlevingstrilogie), DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1van de Koningen En Tovenaars), en EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1 van De Tovenaarsring) zijn allemaal gratis te downloaden!

Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app de downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven.

Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice

“Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel.”

–-Books and Movie Reviews

Roberto Mattos

“DE OPKOMST VAN DE DRAKEN is een succes—meteen vanaf het begin… Een superieure fantasy novel… het begint, zoals het hoort, met de worstelingen van één van de protagonisten en breidt zich netjes uit in een bredere cirkel van ridders, draken, magie, monsters en lotsbestemming… Alle elementen van high fantasy zijn aanwezig, van soldaten en gevechten tot confrontaties met de zelf… een aanrader voor iedereen die houdt van epische fantasy verhalen met krachtige, geloofwaardige jonge protagonisten.”

–-Midwest Book Review

D. Donovan, eBook Reviewer

“Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer.”

–-The Wanderer, A Literary Journal (regarding Rise of the Dragons)

“Een fantasy waarbij elementen van mysterie en intriges in de verhaallijn zijn verweven. Een Zoektocht van Helden draait om moed en om het besef dat een levensdoel leidt tot groei, volwassenheid, en excellentie… Voor degenen die op zoek zijn naar stevige fantasy avonturen bieden de protagonisten en de actie een krachtige verzamelingen ontmoetingen die zich richten op Thors evolutie van een dromerige kind naar een jonge volwassene, met onmogelijke overlevingskansen… Het begin van een veelbelovende epische tienerserie.”

--Midwest Book Review (D. Donovan, eBook Reviewer)

“DE TOVENAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”

–-Books and Movie Reviews

Roberto Mattos

“In dit met actie gevulde eerste boek uit de epische Tovenaarsring serie (die nu 14 boeken bevat), stelt Rice de lezers voor aan de 14-jarige Thorgrin “Thor” McLeod, die er van droomt om zich aan te sluiten bij de krijgsmacht van de Zilveren, de elite ridders die de koning dienen… Rice schrijft goed en de premisse is intrigerend.”

--Publishers Weekly

Boeken door Morgan Rice
KONINGEN EN TOVENAARS
DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1)
DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (Boek #2)
DE ZWAARTE VAN EER (Boek #3)
EEN SMIDSVUUR VAN MOED (Boek #4)
EEN RIJK VAN SCHADUWEN (Boek#5)
NACHT VAN DE DAPPEREN (Boek #6)
DE TOVENAARSRING
EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)
EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)
EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)
EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)
EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)
EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)
EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)
EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)
EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)
EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)
EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)
EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)
EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)
EEN EED VAN BROEDERS (Boek #14)
EEN DROOM VAN STERVELINGEN (Boek #15)
EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (Boek #16)
HET GESCHENK VAN DE STRIJD (Boek #17)
DE SURVIVAL TRILOGIE
ARENA EEN: SLAVERSUNNERS (Boek #1)
ARENA TWEE (Boek #2)
DE VAMPIER DAGBOEKEN
VERANDERD (Boek #1)
GELIEFD (Boek #2)
VERRADEN (Boek #3)
VOORBESTEMD (Boek #4)
BEGEERD (Boek #5)
VERLOOFD (Boek #6)
GEZWOREN (Boek #7)
GEVONDEN (Boek #8)
HERREZEN (Boek #9)
VERLANGD (Boek #10)
VOORBESCHIKT (Boek #11)
Luister naar KONINGEN EN TOVENAARS in Audioboek formaat!
Wil jij ook gratis boeken?
Schrijf je in voor de email lijst van Morgan Rice en ontvang 4 gratis boeken, 2 gratis kaarten, 1 gratis app en exclusieve giveaways! Kijk op: www.morganricebooks.com

Copyright © 2014 door Morgan Rice

Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.

Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.

Omslagafbeelding Copyright Algol, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.


 
“Leven is slechts een wandelende schaduw, a slecht acteur,
Die voor een uur of wat rondstapt en tobt op het toneel,
En dan nooit meer gehoord wordt.”
 
--William Shakespeare, Macbeth


HOOFDSTUK EEN

De kapitein van de Koninklijke Wacht stond op zijn wachttoren en keek neer op de honderden Hoeders onder hem, alle jonge soldaten die onder zijn toeziend oog bij de Vlammen patrouilleerden, en hij zuchtte verontwaardigd. Als een man die het waard was bataljons aan te voeren, voelde het voor de kapitein als een dagelijkse belediging om hier gestationeerd te zijn. Hier, in deze uithoek van Escalon, waar hij een onhandelbare groep criminelen in de gaten moest houden die zij soldaten noemden. Dit waren geen soldaten—het waren slaven, criminelen, jongens, oude mannen, het ongewenste uitschot van de maatschappij, allemaal geworven om naar een muur van vlammen te staren die al duizend jaar niet was veranderd. Het was eigenlijk niets meer dan een verheerlijkte gevangenis, en hij verdiende beter. Hij verdiende het om overal te zijn behalve hier, gestationeerd bij de koninklijke poorten van Andros.

De kapitein wierp ongeïnteresseerd een blik naar beneden toen er een vechtpartij ontstond, de derde al vandaag. Twee uit de kluiten gewassen jongen vochten over een stuk overgebleven vlees. Een menigte van schreeuwende jongens verzamelde zich om hen heen en juichte hen toe. Dit was het enige dat ze hadden om naar uit te kijken hier. Ze waren allemaal verveeld. Ze staarden dag in, dag uit naar de Vlammen, en ze verlangden wanhopig naar bloed—en hij gunde ze een lolletje. Als ze elkaar afmaakten was dat alleen maar beter—twee jongens minder om in de gaten te houden.

 

Er rees geschreeuw op toen één van de jongens de overhand kreeg en een dolk in het hart van de ander dreef. De jongen werd slap terwijl de anderen juichten, en vervolgens snel zijn lichaam plunderden, op zoek naar wat ze ook maar konden vinden. Het was in ieder geval een genadig snelle dood, veel beter dan de langzame dood die de anderen daar vonden. De overwinnaar deed een stap naar voren, duwde de anderen hardhandig opzij, en griste het stukje brood uit de zak van de dode jongen, waarna hij het in zijn eigen zak propte.

Het was dagelijkse kost hier bij de Vlammen, en de kapitein brandde van onwaardigheid. Hij verdiende dit niet. Hij had één fout gemaakt, toen hij een direct bevel had genegeerd, en als straf was hij hierheen gestuurd. Het was niet eerlijk. Wat hij niet zou geven om terug te gaan in de tijd en dat ene moment te veranderen. Het leven, dacht hij, kon te veeleisend zijn, te absoluut, te wreed.

De kapitein, die niet anders kon dan zich neerleggen bij zijn lot, draaide zich om en staarde weer naar de Vlammen. Er was iets aan dat altijd aanwezige geknetter dat hij, zelfs na al die jaren, verleidelijk vond, hypnotiserend. Het was alsof hij God zelf in de ogen keek. Terwijl hij zich verloor in de gloed, dacht hij na over het leven. Het voelde allemaal zo zinloos. Zijn rol hier—de rollen van al deze jongens—alles voelde zo zinloos. De Vlammen brandden al duizenden jaren en zouden nooit doven. En zolang ze brandden, kon de natie van trollen nooit doorbreken. Marda zou het zo goed aan de andere kant van de oceaan kunnen liggen. Als het aan hem lag, zou hij de beste van deze jongens uitkiezen en ze elders in Escalon stationeren, langs de kust, waar ze echt nodig waren. En de rest, de criminelen, zou hij laten executeren.

De kapitein raakte zijn besef van tijd kwijt, zoals hem wel vaker overkwam. Hij verloor zich in de vlammen, en het was niet tot laat in de dag toen hij ineens zijn ogen samenkneep, gealarmeerd. Hij had iets gezien, iets dat hij niet kon verwerken. Hij wreef in zijn ogen. Hij moest het zich ingebeeld hebben. Maar terwijl hij keek, begon hij langzaam te beseffen dat dat niet het geval was. De wereld veranderde voor zijn ogen.

Langzaam begon het altijd aanwezige geknetter, datgeen waarbij hij had geleefd sinds hij hier was gearriveerd, te zwijgen. De hitte die van de Vlammen af kwam verdween plotseling, en voor het eerst sinds hij hier was voelde hij een rilling, een echte rilling. En toen, terwijl hij keek, zag hij dat de muur van felrode en oranje vlammen, de muur die zijn ogen had verschroeid, die zijn dagen en nachten onophoudelijk had verlicht, weg was.

Hij was verdwenen.

De kapitein wreef weer in zijn ogen. Droomde hij? Hij zag de Vlammen naar de grond zakken, als een gordijn dat werd neergelaten. En een seconde later was er niets meer.

Niets.

Zijn adem stokte in zijn keel, en paniek en ongeloof welden in hem op. Voor het eerst kon hij zien wat er aan de andere kant lag: Marda. Hij had een duidelijk en onbelemmerd zicht. Het was een land dat gevuld was met zwart—zwarte dorre bergen, zwarte steile rotsen, zwarte aarde, dode zwarte bomen. Het was een land dat hij nooit had mogen zien. Een land dat niemand in Escalon ooit zou mogen zien.

Er volgde een verbijsterde stilte terwijl de jongens beneden voor het eerst stopten met vechten. Verstijfd van de schrik draaiden ze zich om en staarden naar waar tot voor kort de Vlammen hadden gebrand. Daar, aan de andere kant, stond een leger van trollen die hen hebzuchtig aanstaarden. Het leger strekte zich uit over het land en vulde de horizon.

Een natie.

Zijn hart viel. Daar, slechts meters bij hen vandaan, stond een natie van de meest walgelijke beesten die hij ooit had gezien. Ze waren opgeschoten, grotesk, misvormd, bewapend met enorme hellebaarden, allemaal geduldig wachtend op hun moment. Miljoenen beesten staarden terug. Ze leken net zo verbijsterd als zij, en het begon tot hen door te dringen dat er nu niets meer was dat hen de weg naar Escalon versperde.

De twee naties stonden daar tegenover elkaar, de trollen stralend, de mensen in paniek. Daar stonden tenslotte slechts een paar honderd mensen, tegenover een miljoen trollen.

De stilte werd doorbroken door een schreeuw. Het was een schreeuw van triomf, en hij werd gevolgd door een luid gedonder terwijl de trollen aanvielen. Ze denderden op hen af als een kudde bizons. Ze hieven hun hellebaarden en hakten de hoofden van de jongens af, die zo bang waren dat ze niet eens de moed bij elkaar konden schrapen om te rennen. Het was een golf van dood, een golf van verwoesting.

Terwijl de trollen op hem af stormden stond de kapitein daar ,op de toren, te bang om ook maar iets te doen, te bang om zelfs maar zijn zwaard te trekken. Een moment later voelde hij hoe de toren door de boze menigte neer werd gehaald, en hij viel. Hij voelde hoe hij in de armen van de trollen viel, en hij krijste het uit terwijl ze hem aan stukken scheurden.

En terwijl hij daar lag, stervend, wetend wat er voor Escalon kwam, schoot er één laatste gedachte door zijn hoofd: de jongen die was neergestoken, die was gestorven voor het stukje brood, had nog het meest geluk gehad.

HOOFDSTUK TWEE

Dierdre voelde hoe haar longen werden samengeperst terwijl ze diep onder water werd getrokken. Ze was wanhopig. Ze probeerde zich te oriënteren, maar het lukte haar niet. Haar wereld werd steeds weer door de golven overhoop gegooid. Ze wilde niets liever dan diep ademhalen. Haar hele lichaam schreeuwde om zuurstof, maar ze wist dat als ze nu haar mond open deed, het haar dood zou betekenen.

Ze sloot haar ogen en huilde, en haar tranen vermengden zich met het water. Ze vroeg zich af of deze hel ooit zou eindigen. Haar enige troost was de gedachte aan Marco. Ze had hem in het water gezien, had gevoeld hoe hij haar hand vast hield, en ze zocht naar hem. Maar ze zag niets dan duisternis en golven van schuimend water die haar naar beneden trokken. Marco, veronderstelde ze, was allang dood.

Dierdre wilde huilen, maar de pijn dreef alle zelfmedelijden uit haar gedachten, en deed haar alleen aan overleven denken. Net toen ze dacht dat de vloedgolf niet nog sterker kon worden, werd ze weer verder naar beneden gesleurd, met zo veel kracht dat het voelde alsof ze werd verpletterd door het gewicht van de wereld. Ze wist dat ze het niet kon overleven.

Hoe ironisch, dacht ze, om hier te sterven, in haar thuisstad, verpletterd door een vloedgolf veroorzaakt door het kanonvuur van de Pandesianen. Ze zou liever op een andere manier sterven. Ze kon bijna elke vorm van dood verdragen—behalve verdrinken. Ze kon deze afschuwelijke pijn niet verdragen, het feit dat ze haar mond niet open kon doen en die adem halen waar elke vezel in haar lichaam zo wanhopig naar verlangde.

Ze voelde zichzelf zwakker worden, en gaf toe aan de pijn—en toen, net toen ze voelde dat haar ogen op het punt stonden te sluiten, net toen ze voelde dat ze het geen seconde langer kon verdragen, voelde ze hoe ze ineens snel naar boven werd getrokken. De vloedgolf die haar had verpletterd duwde haar met dezelfde kracht weer naar boven. Ze schoot omhoog, alsof ze in een katapult zat, naar de oppervlakte. Ze zag zonlicht, en de druk deed pijn aan haar oren.

Een moment later kwam ze boven. Ze snakte naar adem en hapte naar lucht, en was nog nooit in haar leven zo dankbaar geweest. Ze haalde diep adem, maar een moment later werd ze weer onder water gezogen. Deze keer had ze echter voldoende zuurstof in haar longen om het een beetje langer vol te houden, en deze keer trok het water haar niet zo diep.

Al snel kwam ze weer boven. Ze nam weer een hap lucht, om vervolgens weer naar beneden getrokken te worden. De vloedgolf werd elke keer zwakker, en toen ze weer boven kwam voelde ze dat de vloedgolf het einde van de stad had bereikt en uitliep.

Dierdre dreef langs de stadsmuren, langs alle grote gebouwen, nu allemaal onder water. Ze werd weer onder getrokken, dit keer langzaam genoeg om eindelijk haar ogen open te doen en de overblijfselen van alle grote gebouwen te zien. Ze zag vele lichamen in het water drijven, als vissen, lichamen wiens levenloze uitdrukkingen ze onmiddellijk uit haar hoofd probeerde te zetten.

Dierdre wist niet hoeveel tijd er was verstreken toen ze weer boven kwam, deze keer voorgoed. Ze was sterk genoeg om zich tegen de laatste, zwakke golf te verzetten toen die haar weer onder probeerde te trekken, en met een laatste schop wist ze boven te blijven. Het water uit de haven was ver landinwaarts gespoeld, en het kon nergens meer heen. Niet lang daarna voelde Dierdre hoe ze aanspoelde op een drassig veld. Het water trok zich terug naar de zee en liet haar eindelijk met rust.

Dierdre lag op haar buik, haar gezicht in het drassige gras, kreunend van de pijn. Haar longen deden pijn, maar ze haalde diep adem en ze koesterde elke ademtocht. Ze slaagde erin om haar hoofd te draaien, om over haar schouder te kijken, en tot haar afschuw zag ze dat waar ooit een geweldige stad had gelegen, nu niets anders te zien was dan zee. Ze zag alleen nog het hoogste deel van de klokkentoren, die enkele meters boven het wateroppervlak uit stak.

Compleet uitgeput liet Dierdre zich gaan. Ze liet haar gezicht tegen de grond vallen, liet zich overspoelen door de pijn. Ze kon niet bewegen, zelfs al zou ze het willen.

Elke seconden later sliep ze, nauwelijks levend, op een verlaten veld in een uithoek van de wereld. Maar ze leefde nog.

*

“Dierdre,” klonk een stem, en ze voelde een zacht duwtje.

Dierdre deed haar ogen open, en zag tot haar verbazing dat de zon al onder ging. IJskoud, haar kleren nog steeds nat, probeerde ze zich te oriënteren. Ze vroeg zich af hoe lang ze daar had gelegen, of ze echt nog leefde. Toen voelde ze de hand weer, die zachtjes tegen haar schouder duwde.

Dierdre keek op. Daar zag ze, tot haar immense opluchting, Marco. Hij leefde nog. Ze was dolblij. Hij zag er verslagen uit, verwilderd, te bleek. Hij zag eruit alsof hij honderd jaar ouder was. Maar hij leefde nog. Op de één of andere manier had hij het overleefd.

Marco knielde naast haar. Hij glimlachte, maar zijn ogen waren somber en glommen niet meer met de levenslust die ze eerder had gezien.

“Marco,” antwoordde ze zwakjes, en ze schrok van hoe schor haar eigen stem was.

Ze zag een snee op de zijkant van zijn gezicht, en bezorgd strekte ze haar arm naar hem uit.

“Je ziet er net zo slecht uit als dat ik me voel,” zei ze.

Hij hielp haar omhoog en ze krabbelde overeind, haar lichaam verwoest door de pijn van alle kneuzingen en blauwe plekken, de krassen en sneeën op haar armen en benen. Maar terwijl ze haar ledematen testte, merkte ze dat er in ieder geval niets gebroken was.

Dierdre haalde diep adem en zette zich schrap terwijl ze zich omdraaide en achter zich keek. Het was een nachtmerrie: haar geliefde stad was weg, nu versmolten met de zee, en het enige dat nog zichtbaar was, was een klein deel van de klokkentoren. Daar voorbij, aan de horizon, zag ze een vloot van zwarte Pandesiaanse schepen die steeds verder landinwaarts voeren.

“We kunnen hier niet blijven,” zei Marco op dringende toon. “Ze komen.”

“Waar kunnen we heen?” vroeg ze. Ze voelde zich hopeloos.

Marco staarde haar aan. Hij wist het duidelijk ook niet.

Dierdre staarde naar de ondergaande zon en probeerde na te denken. Haar bloed bonkte in haar oren. Iedereen die ze kende, iedereen waar ze van hield, was dood. Ze had het gevoel dat ze niets meer had om voor te leven, dat ze nergens meer heen kon. Waar moest je heen als je thuisstad vernietigd was? Wanneer je door het gewicht van de wereld werd verpletterd?

Dierdre sloot haar ogen en schudde verdrietig haar hoofd. Ze wenste dat het allemaal weg ging. Haar vader, wist ze, was daar ergens, dood. Zijn soldaten waren allemaal dood. Mensen die ze haar hele leven al kende waren dood, allemaal dankzij die Pandesiaanse monsters. Nu was er niemand meer om hen tegen te houden. Wat voor reden was er nog om door te gaan?

Dierdre barstte in huilen uit. Ze dacht aan haar vader en liet zich op haar knieën vallen. Ze voelde zich verwoest. Ze huilde en huilde. Ze wilde hier zelf sterven. Ze wenste dat ze wel was dood gegaan, en vervloekte de hemel voor het feit dat ze haar in leven hadden gelaten. Waarom was ze niet gewoon verdronken in die vloedgolf? Waarom was ze niet gewoon vermoord met de anderen? Waarom was ze vervloekt met het leven?

Ze voelde een troostende hand op haar schouder.

“Het is goed, Dierdre,” zei Marco zachtjes.

 

Dierde schrok op, beschaamd.

“Sorry,” zei ze snikkend. “Het is gewoon dat… mijn vader… Nu heb ik niets meer.”

“Je bent alles kwijt geraakt,” zei Marco. Zijn stem klonk ook zwaar. “Ik ook. Ik wil ook niet verder gaan. Maar we moeten. We kunnen hier niet blijven liggen en sterven. Dat zou oneervol zijn. Het zou alles waar ze voor hebben gevochten ten schande brengen.”

In de lange stilte die volgde trok Dierdre zichzelf langzaam overeind. Ze besefte dat hij gelijk had. En terwijl ze in Marco’s bruine ogen keek, die ogen die haar meelevend aankeken, besefte ze dat ze wel iemand had. Ze had Marco. Ze had ook de geest van haar vader die over haar waakte en haar sterk hield.

Ze dwong zichzelf om haar verdriet van zich af te schudden. Ze moest sterk zijn. Haar vader zou willen dat ze sterk was. Zelfmedelijden, besefte ze, zou niemand helpen. En haar dood ook niet.

Ze staarde naar Marco, en toen zag ze meer dan medeleven—ze zag ook liefde in zijn ogen.

Nauwelijks bewust van wat ze deed, leunde Dierdre met een bonzend hart naar voren en ontmoette Marco’s lippen in een onverwachte kus. Ze voelde hoe ze naar een andere wereld werd getransporteerd, en eventjes waren al haar zorgen verdwenen.

Ze trok zich langzaam terug en staarde hem geschokt aan. Marco leek net zo verrast als zij. Hij pakte haar hand vast.

Op dat moment voelde ze hoe ze weer hoop kreeg. Ze kon weer helder nadenken—en toen bedacht ze iets. Er was iemand waar ze heen konden.

Kyra.

Dierdre werd overspoeld door een plotselinge golf van hoop.

“Ik weet waar we heen moeten,” zei ze opgewonden.

Marco keek haar vragend aan.

“Kyra,” zei ze. “We kunnen haar vinden. Ze zal ons helpen. Waar ze ook is, ze vecht. We kunnen ons bij haar aansluiten.”

“Maar hoe weet je dat ze nog leeft?” vroeg hij.

Dierdre schudde haar hoofd.

“Dat weet ik niet,” antwoordde ze. “Maar Kyra overleeft alles. Ze is de sterkste persoon die ik ooit heb ontmoet.”

“Waar is ze?” vroeg hij.

Dierdre dacht na en herinnerde zich de laatste keer dat ze Kyra had gezien. Ze was naar het noorden gereden, naar de Toren.

“De Toren van Ur,” zei ze.

Marco keek haar verrast aan; en toen verscheen er een sprankje optimisme in zijn ogen.

“De Wachters zijn daar,” zei hij. “En de andere krijgers. Mannen die met ons kunnen vechten.” Hij knikte, opgewonden. “Een goede keus,” voegde hij toe. “We zijn veilig in die toren. En als je vriendin daar is, is dat alleen maar beter. Het is een dag lopen vanaf hier. Laten we gaan. We moeten snel zijn.”

Hij nam haar hand, en zonder nog een woord te zeggen gingen ze op weg, Dierdre gevuld met een nieuw optimisme. Ze liepen het bos in, met als volgende bestemming de Toren van Ur aan de horizon.

Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»