Бесплатно

Voor Nu en Voor Altijd

Текст
Автор:
Из серии: De Herberg van Sunset Harbor #1
0
Отзывы
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена
Отметить прочитанной
Voor nu en voor altijd
Voor nu en voor altijd
Бесплатная аудиокнига
Читает Rachel Mungra
Подробнее
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

HOOFDSTUK DRIE

Emily moest verschillende metro’s nemen om bij de langparkeerplaats in Long Island City te komen, waar haar oude, verlaten, krakkemikkige auto op haar stond te wachten. Het was jaren geleden dat ze ermee gereden had, omdat Ben altijd reed zodat hij zijn geliefde Lexus aan de wereld kon tonen. Terwijl ze over de grote, schaduwrijke parkeerplaats liep, haar koffer achter zich aan slepend, vroeg ze zich af of ze nog kon rijden. Het was nog zoiets dat ze had laten gaan tijdens haar relatie.

De reis hiernaartoe, naar deze parkeerplaats in een buitenwijk van de stad, had voor haar gevoel eindeloos geduurd. Terwijl ze naar haar auto liep galmde de echo van haar voetstappen over de ijskoude parkeerplaats. Ze was bijna te moe om door te gaan. Ze vroeg zich af of ze een fout maakte. Moest ze teruggaan?

“Daar is ze.”

Emily draaide zich om en zag de garagemedewerker met een glimlach naar haar krakkemikkige auto kijken, alsof hij er medelijden mee had. Hij stak zijn hand uit om haar de sleutels te geven.

De gedachte dat ze nog een rit van acht uur voor de boeg had voelde overweldigend, onmogelijk. Ze was al doodop, fysiek en emotioneel.

“Ga je ze aannemen?” vroeg hij uiteindelijk.

Emily knipperde met haar ogen, zich er niet van bewust dat ze even van de wereld was geweest. Terwijl ze daar stond wist ze op een of andere manier dat dit een belangrijk moment was. Zou ze instorten en terugrennen naar haar oude leventje? Of zou ze sterk genoeg zijn om door te gaan?

Ze schudde de donkere gedachten eindelijk van zich af en dwong zichzelf om sterk te zijn. In ieder geval voor nu. Ze pakte de sleutels aan en liep triomfantelijk naar haar auto. Ze probeerde moed en zelfverzekerdheid te laten zien terwijl ze wegliep, maar vanbinnen was ze bang dat de auto niet eens zou starten; en als hij wel zou starten, dat ze dan niet meer zou kunnen rijden.

Ze ging in de ijskoude auto zitten, sloot haar ogen en stak de sleutel in het contact. Als hij startte, zei ze tegen zichzelf, dan was dat een teken. Als hij dood was, kon ze nog terug.

Ze gaf het niet graag aan zichzelf toe, maar diep vanbinnen hoopte ze dat hij dood was.

Ze draaide de sleutel om.

De auto startte.

*

Het was een geweldige verrassing en troost voor Emily dat ze nog goed genoeg kon rijden. Al was ze een grillige bestuurder, ze wist in de basis nog wat ze moest doen. Ze hoefde alleen maar het gaspedaal in te trappen en te rijden.

Het was bevrijdend om de wereld voorbij te zien glijden, en langzaam maar zeker raakte ze haar slechte humeur kwijt. Ze deed zelfs de radio aan toen ze zich herinnerde dat ze die had.

Met de radio op een hoog volume en de ramen naar beneden, pakte Emily het stuur stevig beet. In haar hoofd zag ze eruit als een glorieuze sirene in een zwart-wit film uit 1940, met de wind die haar perfect gekapte kapsel in de war blies. In realiteit had de koude lucht van februari haar neus zo rood als een bes gemaakt en haar kapsel een pluizig zooitje.

Ze was al snel de stad uit, en hoe verder ze naar het noorden reed, hoe groener de omgeving werd. Ze gaf zichzelf de tijd om de schoonheid van het landschap in zich op te nemen terwijl ze reed. Ze had zichzelf zo gemakkelijk verloren in de drukte van het stadsleven. Hoeveel jaren had ze voorbij laten gaan zonder te stoppen en om zich heen te kijken?

Al snel werden de wegen breder met meer rijbanen, en toen zat ze op de snelweg. Ze gaf extra gas, liet haar krakkemikkige auto nog harder rijden, en voelde zich springlevend, betoverd door de snelheid. Al die mensen in hun auto’s, op weg naar andere plaatsen en zij, Emily, was eindelijk één van hen. Ze was opgewonden terwijl ze haar weg vervolgde en ze reed zo hard als ze durfde.

Haar zelfvertrouwen leek vleugels te hebben terwijl de auto over de weg reed. Toen ze over de grens van de staat Connecticut reed, realiseerde ze zich dat ze echt wegging. Haar baan, Ben, ze had zich eindelijk ontdaan van al die bagage.

Hoe noordelijker ze kwam hoe kouder het werd, en Emily moest eindelijk toegeven dat het gewoon te koud was om het raam open te hebben. Ze deed het raam dicht en wreef haar handen samen, wensend dat ze kleding droeg die beter bij het weer paste. Ze had New York verlaten in haar oncomfortabele werkkleding, en in nog een impulsief moment had ze het op maat gemaakte jasje en de stiletto’s uit het raam gegooid. Nu droeg ze alleen een dun shirt en de tenen van haar blote voeten leken wel ijsblokjes. Toen ze in de achteruitkijkspiegel naar haar spiegelbeeld keek, was er niets over van het plaatje van de filmster uit de veertiger jaren. Ze zag er niet uit. Maar het kon haar niets schelen. Ze was vrij en dat was het enige wat ertoe deed.

De uren gleden voorbij en voor ze het wist lag Connecticut achter haar, een vage herinnering, gewoon een plek waar ze doorheen was gereden op weg naar een betere toekomst. Het landschap van Massachusetts was meer open. In plaats van het donkergroene van de altijd groene bomen, waren dit bomen die hun bladeren hadden laten vallen. Ze stonden als spichtige skeletten aan weerszijden van de weg, met sporen van sneeuw en ijs op de harde grond tussen hen in. Boven Emily begon de lucht van kleur te veranderen van helderblauw naar grijs, wat haar herinnerde aan het feit dat het donker zou zijn tegen de tijd dat ze Maine bereikte.

Ze reed door Worcester, waar veel hoge huizen stonden, voorzien van houten panelen en geschilderd in verscheidene pastelkleuren. Emily dacht aan de mensen die hier woonden, aan hun levens en ervaringen. Ze was nog maar een paar uur van huis, maar alles was al vreemd voor haar: alle mogelijkheden, alle verschillende plaatsen om te wonen, te zijn en te bezoeken. Ze had zeven jaar lang een versie van het leven geleefd, altijd met de oude, bekende routine, iedere dag hetzelfde, wachten, wachten, wachten op meer. Al die tijd had ze gewacht tot Ben zover zou zijn, zodat ze kon beginnen met het volgende hoofdstuk van haar leven. Maar al die tijd had zij de macht gehad om haar eigen verhaal te schrijven.

Ze reed over een brug en volgde Route 290 toen deze veranderde in Route 495. Er waren geen bomen meer om naar te kijken, alleen steile rotswanden. Haar maag begon te rommelen en gaf duidelijk aan dat ze de lunch had gemist. Ze dacht erover om even te stoppen bij een tankstation, maar de drang om in Maine te komen was te sterk. Ze kon eten als ze daar aankwam.

Er gingen nog meer uren voorbij en ze reed New Hampshire in. De lucht ging open, de wegen waren breed en talrijk, en de velden strekten zich aan beide zijden uit zover het oog reikte. Emily moest denken aan hoe wijds de wereld was, aan hoeveel mensen er woonden.

Haar gevoel van optimisme voerde haar voorbij Portsmouth, waar de vliegtuigen over haar heen vlogen. Ze kon hun motoren horen ronken terwijl ze langs de landingsbaan reed. Ze vervolgde haar weg, voorbij de volgende plaats, waar vorst te zien was langs beide zijden van de weg. Daarna reed ze langs Portland, waar de weg naast de treinrails liep. Emily nam elk detail in zich op, overdonderd door hoe groot de wereld was.

Ze reed over de brug die Portland uit leidde. Ze wilde zo graag de auto stoppen en het uitzicht van de oceaan in zich opnemen. Maar de lucht werd donkerder en ze wist dat ze door moest rijden als ze voor middernacht bij Sunset Harbor wilde zijn. Het was nog minstens drie uur rijden vanaf waar ze was, en het klokje op haar dashboard gaf aan dat het al 9 uur ’s avonds was. Haar maag protesteerde weer, berispte haar omdat ze na de lunch ook het avondeten had gemist.

Op de lijst van dingen waar Emily naar uitkeek zodra ze bij het huis aankwam, stond de hele nacht slapen bovenaan. De vermoeidheid begon toe te slaan; Amy’s bank was niet echt comfortabel geweest, en dan was er nog de emotionele beroering die Emily de hele nacht had doorstaan. Maar in het huis in Sunset Harbor wachtte het mooie hemelbed van donker eikenhout op haar in de hoofdslaapkamer, de kamer die haar ouders in gelukkiger tijden hadden gedeeld. De gedachte dat ze het hele bed voor zichzelf zou hebben was zeer aantrekkelijk.

Er zat sneeuw in de lucht, maar Emily besloot niet de hele weg naar Sunset Harbor over de snelweg te gaan. Haar vader had graag over de minder bereden wegen gereden: een serie bruggen over de vele rivieren die richting de oceaan rond Maine stroomden.

Ze verliet de snelweg, opgelucht dat ze eindelijk langzamer kon gaan rijden. De wegen voelden hier verraderlijker, maar de omgeving was prachtig. Emily staarde omhoog naar de sterren, die schenen boven het heldere, schitterende water.

Ze volgde Route 1 langs de kust, en stelde zichzelf open voor alle schoonheid. De lucht veranderde van grijs in zwart, de weerspiegeling zichtbaar in het water. Het was alsof ze door de ruimte reed, op weg naar het oneindige.

Op weg naar het begin van de rest van haar leven.

*

Moe van de eindeloze rit, vechtend om haar vermoeide ogen open te houden, werd ze weer een beetje wakker toen haar koplampen eindelijk het bord beschenen dat haar liet weten dat ze Sunset Harbor binnenreed. Haar hart klopte sneller van opluchting en afwachting.

Ze passeerde de kleine luchthaven en reed de brug op die haar naar Mount Desert Island zou voeren. Met een gevoel van nostalgie herinnerde ze zich dat ze als kind in de auto had gezeten op deze brug. Ze wist dat het nog maar tien mijl was van hier naar het huis. Het zou niet meer dan twintig minuten zou duren voor ze haar bestemming bereikte. Haar hart begon te bonzen van de opwinding. Haar vermoeidheid en honger leken te verdwijnen.

 

Ze zag het kleine houten bordje dat haar welkom heette in Sunset Harbor en lachte bij zichzelf. Er stonden hoge bomen aan weerszijden van de weg en het was een troostende gedachte voor Emily dat het dezelfde bomen waren als de bomen die ze als kind gezien had toen haar vader over deze weg had gereden.

Een paar minuten later reed ze over een brug waar ze als kind op gelopen had, op een mooie herfstavond, met rode blaadjes die onder haar voeten hadden geknisperd. De herinnering was zo levendig dat ze zich zelfs de paarse wollen handschoenen voor de geest kon halen die ze had gedragen terwijl ze de hand van haar vader vasthield. Ze kon toen niet veel ouder dan vijf geweest zijn, maar de herinnering was zo duidelijk dat het gisteren geweest had kunnen zijn.

Er kwamen meer herinneringen terug terwijl ze andere plekken passeerde: het restaurant waar ze geweldige pannenkoeken hadden, de camping die de hele zomer vol stond met scoutinggroepen, het smalle pad dat naar beneden leidde, naar Salisbury Cove. Toen ze het bord van Acadia National Park bereikte glimlachte ze, want ze wist dat ze nog maar twee mijl verwijderd was van haar uiteindelijke bestemming. Het leek erop dat ze het huis net op tijd zou bereiken; het begon te sneeuwen en haar krakkemikkige auto kon waarschijnlijk geen sneeuwstorm doorstaan.

Alsof de auto een hint oppikte, begon hij een raar malend geluid te maken, ergens onder de motorkap. Emily beet op haar lip door de stress. Ben was altijd het meest praktisch geweest, de denker in de relatie. Zij was niet handig met mechanische dingen. Ze bad dat de auto het de laatste mijl zou volhouden.

Maar het malende geluid werd erger, en al gauw kwam er een vreemd gezoem bij, gevolgd door een irritant klikgeluid, en uiteindelijk gepiep. Emily sloeg met haar vuisten tegen het stuur en vloekte onder haar adem. De sneeuw begon sneller en dikker te vallen en haar auto ging nog harder klagen, tot hij haperde en toen stopte.

Emily zat daar hulpeloos te luisteren naar het gesis van de dode motor, en probeerde te bedenken wat ze moest doen. De klok liet haar weten dat het middernacht was. Er was geen ander verkeer, niemand was zo laat nog op weg. Het was doodstil en zonder het licht van haar koplampen, ontzettend donker Er waren geen straatlantaarns op deze weg, en de maan en sterren waren verborgen door de wolken. Het voelde eng en Emily vond het een perfect scenario voor een horrorfilm.

Ze greep haar telefoon voor troost, maar zag dat ze geen ontvangst had. Door de aanblik van die vijf lege ontvangststreepjes werd ze nog bezorgder, en voelde ze zich nog meer geïsoleerd en alleen. Voor de eerste keer sinds ze vertrokken was en haar leven had achtergelaten, had Emily had gevoel dat ze een heel stomme beslissing had gemaakt.

Ze stapte uit de auto en rilde door de koude sneeuwlucht die in haar vlees beet. Ze liep naar de motorkap en keek naar de motor, al wist ze niet precies waar ze naar zocht.

Op dat moment hoorde ze het ronken van een truck. Haar hart maakte een sprongetje van opluchting terwijl ze in de verte tuurde en net twee koplampen zag die over de weg haar kant op kwamen. Ze begon met haar armen te zwaaien, als een signaal voor de truck die dichterbij kwam.

Gelukkig stopte het voertuig, net achter haar auto. De uitlaatgassen waren goed zichtbaar in de koude lucht, terwijl de felle lampen de vallende sneeuwvlokken oplichtten.

De deur van de bestuurder zwaaide open met veel gekraak, en twee voeten met zware laarzen knisperden in de verse sneeuw. Emily kon alleen het silhouet van de persoon voor haar zien, en was opeens verschrikkelijk bang dat ze de lokale moordenaar had gevonden.

“Zit je in de problemen?” hoorde ze de schorre stem van een oude man zeggen.

Emily wreef over haar armen en voelde kippenvel onder haar shirt, terwijl ze probeerde te stoppen met beven, opgelucht dat het een oude man was.

“Ja, ik weet niet wat er gebeurd is,” zei ze. “Hij begon rare geluiden te maken, en toen stopte hij gewoon.”

De man kwam dichterbij, zijn gezicht eindelijk onthuld door de lampen van zijn truck. Hij was erg oud, met ruw, wit haar op zijn gerimpelde gezicht. Zijn ogen waren donker, maar sprankelden van nieuwsgierigheid terwijl hij eerst Emily goed bekeek en toen de auto.

“Weet niet wat er gebeurd is?” vroeg hij, zachtjes lachend. “Ik zal je vertellen wat er gebeurd is. Die auto daar is niet meer dan een hoop rotzooi. Ik ben verbaasd dat je er mee hebt kunnen rijden! Het lijkt er niet op dat je goed voor de wagen gezorgd hebt. En toen besloot je om een ritje te gaan maken in de sneeuw?”

Emily had geen zin om bespot te worden, vooral omdat ze wist dat de oude man gelijk had.

“Ik kom eigenlijk helemaal uit New York. De auto deed het al acht uur heel goed,” antwoordde ze en ze kon het niet helpen dat ze scherp klonk.

De oude man floot zachtjes. “New York? Dat is nog eens wat… Wat brengt je zo ver van huis?”

Emily had geen zin om haar verhaal te delen, dus ze zei alleen, “Ik ben op weg naar Sunset Harbor.”

De man stelde verder geen vragen meer. Emily stond naar hem te kijken, en haar vingers werden al snel gevoelloos terwijl ze wachtte of hij haar enige vorm van hulp zou bieden. Maar hij leek meer interesse te hebben in haar roestige oude auto, en schopte tegen de banden met de voorkant van zijn laars terwijl hij er omheen liep. Hij haalde een duim over de lak totdat er stukjes afkwamen, en hij maakte een afkeurend geluid en schudde zijn hoofd. Hij opende de motorkap en onderzocht de motor een lange, lange tijd, af en toe zachtjes tegen zichzelf mompelend.

“En?” zei Emily uiteindelijk, geërgerd door hoe traag hij was. “Wat is er mis mee?”

Hij keek op van de motorkap, bijna verbaasd, alsof hij vergeten was dat ze daar was, en krabde op zijn hoofd. “Hij is kapot.”

“Dat weet ik,” zei Emily ongeduldig. “Maar kun je iets doen om hem te maken?”

“O nee,” antwoordde de man lachend. “Helemaal niets.”

Emily had zin om te schreeuwen. Het gebrek aan voedsel en de vermoeidheid door de lange rit begonnen invloed op haar te hebben, en het huilen stond haar nader dan het lachen. Ze wilde alleen maar naar het huis, zodat ze kon slapen.

“Wat moet ik nu doen?” zei ze, en ze voelde zich wanhopig.

“Nou, je hebt een paar opties,” antwoordde de man. “Loop naar de garage, ongeveer anderhalve kilometer die kant op.” Hij wees in de richting waar zij vandaan was gekomen, met een stompe gerimpelde vinger. “Of ik kan je slepen naar waar je naartoe wilt.”

“Zou je dat willen doen?” zei Emily, verrast door zijn vriendelijkheid, iets waar ze niet aan gewend was, aangezien ze zo lang in New York had gewoond.

“Natuurlijk,” antwoordde de man. “Ik ga je hier niet achterlaten om middernacht, in het midden van een sneeuwstorm. Ik heb gehoord dat het in het komende uur erger gaat worden. Waar ben je precies naar op weg?”

Emily was overdonderd door dankbaarheid. “West Street. Nummer vijftien.”

De man hield zijn hoofd scheef uit nieuwsgierigheid. “West Street vijftien? Dat oude, afgetakelde huis?”

“Ja,” antwoordde Emily. “Het is van mijn familie. Ik heb wat stilte en wat tijd voor mezelf nodig.”

De oude man schudde zijn hoofd. “Ik kan je daar niet alleen laten. Het huis valt uit elkaar. Ik denk zelfs niet dat het waterdicht is. Waarom kom je niet met mij mee? Mijn vrouw Bertha en ik wonen boven de levensmiddelenzaak. We zouden graag een gast verwelkomen.”

“Dat is echt heel aardig,” zei Emily. “Maar ik wil nu gewoon echt even alleen zijn. Dus als je me zou willen helpen bij het huis in West Street te komen, zou ik het echt waarderen.”

De man nam haar in zich op en gaf toen toe. “Ook goed, meid. Als je erop staat.”

Emily voelde zich opgelucht terwijl hij terug in zijn truck klom en hem voor haar auto parkeerde. Ze keek toe terwijl hij een dik touw uit zijn achterklep haalde en dit tussen hun auto’s knoopte.

“Wil je met mij meerijden?” vroeg hij. “Ik heb tenminste verwarming.”

Emily gaf hem een dun lachje maar schudde haar hoofd. “Ik wil liever -”

“Alleen zijn,” zei de man samen met haar. “Begrepen, begrepen.”

Emily stapte weer in haar auto, en vroeg zich af wat voor indruk de oude man van haar had. Hij moest wel denken dat ze een beetje gek was, om midden in de nacht zo onvoorbereid en slecht gekleed, terwijl er een sneeuwstorm dichterbij kwam, te vragen om naar een afgetakeld, verlaten huis gebracht te worden zodat ze alleen kon zijn.

De truck voor haar kwam tot leven en ze voelde hoe haar auto vooruit getrokken werd. Ze ging goed zitten en keek uit het raam toen ze begonnen te rijden.

De laatste paar kilometers van de weg voerden haar langs het grote park aan de ene kant en de oceaan aan de andere kant. Door het duister en een gordijn van vallende sneeuw, kon Emily de zee zien, de golven die tegen de rotsen sloegen. Toen verdween de oceaan uit het zicht, omdat ze het plaatsje in reden, langs hotels en motels, rondvaartbedrijven en golfbanen, langs plekken met meer bebouwing. Voor Emily leek het echter niet veel vergeleken met New York.

Ze bereikten West Street en Emily’s hart maakte een sprongetje toen ze langs het huis op de hoek reden, begroeid met klimop en gemaakt van rode bakstenen. Het zag er precies hetzelfde uit als de laatste keer dat ze hier geweest was, twintig jaar eerder. Ze kwam langs het blauwe huis, het gele huis, het witte huis, en toen beet ze op haar lip, omdat ze wist dat het volgende huis dat van haar zou zijn, het grijze stenen huis.

Toen het voor haar opdoemde, werd Emily getroffen door een overweldigend gevoel van nostalgie. De laatste keer dat ze hier was geweest was als een vijftienjarige, haar lichaam vol hormonen bij het vooruitzicht van een zomerliefde. Ze had er nooit één gehad, maar de herinnering aan de prikkelende mogelijkheden raakte haar diep.

De truck stopte en de auto van Emily ook.

Nog voor de wielen gestopt waren met draaien klom Emily uit de auto, en ze stond daar ademloos voor het huis dat ooit van haar vader was geweest. Haar benen beefden en ze wist niet zeker of het kwam door de opluchting of omdat ze er eindelijk was. Of misschien omdat ze emotioneel was dat ze hier na al die jaren weer was. Maar hoewel de andere huizen in de straat onveranderd leken, was het huis van haar vader een schaduw van de pracht van vroeger. Er zat modder op de luiken die ooit wit waren geweest. Ze hadden ooit open gestaan, maar nu waren ze dicht en het huis zag er hierdoor veel minder uitnodigend uit dan vroeger. Het gras van het omvangrijke gazon aan de voorkant, waar Emily op eindeloze zomerdagen boeken had gelezen, was verrassend goed bijgehouden, en de kleine struikjes aan beide kanten van de voordeur waren gesnoeid. Maar het huis zelf; ze begreep nu waarom de man zo verrast was geweest toen ze hem had verteld dat ze hiernaartoe op weg was. Het zag er zo onverzorgd uit, zo ongeliefd, in verval geraakt. Het deed Emily verdriet om te zien hoe het mooie oude huis in al die tijd achteruit was gegaan.

“Mooi huis,” zei de oude man terwijl hij naast haar kwam staan.

“Dank je,” zei Emily, bijna in trance, starend naar het oude huis. Sneeuw viel om haar heen. “En dank je dat je me hier ongedeerd hebt afgeleverd,” voegde ze eraan toe.

“Geen probleem,” antwoordde de oude man. “Weet je echt zeker dat je hier vannacht wilt blijven?”

“Ik weet het zeker,” antwoordde Emily, hoewel ze zich eigenlijk zorgen begon te maken dat ze een enorme fout had gemaakt door hier te komen.

“Ik zal je helpen met de tassen,” zei de man.

“Nee, nee,” antwoordde Emily. “Echt, je hebt al genoeg gedaan. Ik kan het verder wel alleen.” Ze stak haar hand in haar zak en haalde een verkreukeld geldbriefje tevoorschijn. “Hier, benzinegeld.”

De man keek naar het biljet, en toen weer naar haar. “Dat ga ik niet aannemen,” zei hij, met een vriendelijke glimlach. “Hou jij je geld maar. Als je me echt wilt bedanken, moet je maar eens bij mij en Bertha langskomen terwijl je hier bent, voor een kop koffie en een stuk taart.”

Emily stopte het biljet terug in haar zak, met een brok in haar keel. De vriendelijkheid van deze man was moeilijk te bevatten na de vijandigheid van New York.

“Hoelang wil je hier eigenlijk blijven?” vroeg hij terwijl hij haar een klein stukje papier met een telefoonnummer en adres gaf.

“Alleen dit weekend,” antwoordde Emily en ze nam het stukje papier van hem aan.

“Nou, als je iets nodig hebt, kun je me gewoon bellen. Of je komt naar het tankstation waar ik werk. Het is bij de levensmiddelenwinkel. Je kunt het niet missen.”

 

“Dank je,” zei Emily weer, haar stem vol gemeende dankbaarheid.

Toen ze de luidruchtige motor niet meer kon horen, werd Emily weer omgeven door stilte, en ze voelde zich plotseling heel vredig. Er viel nu nog meer sneeuw en het maakte de wereld nog stiller dan stil.

Emily ging terug naar haar auto om haar spullen te pakken en waggelde over het pad met de zware koffer in haar armen en groeiende emoties in haar borstkas. Toen ze bij de voordeur stond, stopte ze even. Ze bekeek de bekende versleten deurknop en herinnerde zich hoe haar hand deze al honderden keren had omgedraaid. Misschien was het toch een goed idee geweest om hier te komen. Gek genoeg kon ze het niet helpen dat ze het gevoel had dat ze precies was waar ze hoorde te zijn.

*

Emily stond in de schimmige gang van het oude huis van haar vader. Het stof wervelde om haar heen. Terwijl ze over haar schouders wreef tegen de kou, besefte ze dat ze stomweg op warmte had gehoopt. Ze wist niet goed wat ze verwacht had. Had ze nou echt gedacht dat dit oude huis, na twintig jaar verwaarlozing, geheel verwarmd op haar zou wachten?

Ze probeerde de lichtknop, en er gebeurde niets.

Natuurlijk, bedacht ze zich. Hoe stom kon ze zijn? Had ze echt verwacht dat de elektriciteit zou werken?

Ze had er niet eens aan gedacht om een zaklantaarn mee te nemen. Ze berispte zichzelf. Ze was zoals gewoonlijk te haastig geweest en had niet de tijd genomen om goed te plannen.

Ze zette haar koffer neer en liep verder, de vloerplanken krakend onder haar voeten; ze haalde haar vingertoppen over het zwierige behang, zoals ze ook als klein meisje had gedaan. Ze kon zelfs de vlekken zien die ze door de jaren heen met deze beweging had gecreëerd. Ze kwam langs de trap, lang en breed, gemaakt van donker hout. Een deel van de trapleuning was er niet meer, maar dat kon haar niets schelen. Terug zijn in het huis voelde op een of andere manier ontzettend helend.

Uit gewoonte probeerde ze nog een lichtschakelaar, maar nog steeds was er geen licht. Toen kwam ze bij de deur aan het einde van de gang die naar de keuken leidde, en duwde deze open.

Ze snakte naar adem toen een stoot koude lucht haar raakte. Ze liep naar binnen, met haar voeten op de ijskoude marmeren vloer in de keuken.

Emily probeerde de kraan boven de gootsteen aan te zetten, maar er gebeurde niets. Ze beet in ontzetting op haar lip. Geen verwarming, geen elektriciteit, geen water. Wat had het huis nog meer voor haar in petto?

Ze liep door het huis, op zoek naar eventuele schakelaars of hendels die het water, de gastoevoer en de elektriciteit zouden kunnen regelen. In de kast onder de trap vond ze een zekeringendoos, maar toen ze de schakelaar omzette gebeurde er niets. Ze herinnerde zich dat de boiler in de kelder was, maar ze vond het niet echt een prettig idee om daar naar beneden te gaan zonder dat er licht was. Ze had een zaklamp of kaars nodig, maar ze wist dat ze geen van beiden zou vinden in dit verlaten huis. Voor de zekerheid keek ze in de keukenlades, maar daar zat alleen bestek in.

Emily begon zich paniekerig te voelen. Ze dwong zichzelf na te denken. Ze dacht terug aan de tijden die zij en haar familie in het huis hadden doorgebracht. Ze herinnerde zich hoe haar vader olie had laten komen om het huis te verwarmen in de wintermaanden. Haar moeder werd hier gek van omdat het zo duur was, en ze vond dat het verwarmen van een leeg huis geldverspilling was. Maar Emily’s vader had altijd gezegd dat het huis warm gehouden moest worden om de leidingen te beschermen.

Emily realiseerde zich dat ze olie moest laten komen als ze het huis wilde verwarmen. Maar zonder bereik op haar telefoon, had ze geen idee hoe ze dit moest regelen.

Opeens werd er op de deur geklopt. Het was zwaar, ritmisch, doordacht geklop, waarvan de echo’s door de lege gangen galmde.

Emily verstijfde en voelde een steek van angst. Wie zou dat kunnen zijn, op dit tijdstip, in die sneeuw?

Ze liep zachtjes de keuken uit, haar blote voeten over de planken in de gang. Ze hield haar hand boven de deurknop. Na een moment twijfel had ze genoeg moed verzameld en deed ze de deur open.

Voor haar stond een man in een geruite jas, zijn donkere haar vol sneeuwvlokken. Emily bedacht zich dat hij leek op een houthakker, of de jager uit Roodkapje. Meestal niet haar type, maar zijn koele blauwe ogen en de stoppels op zijn goed gevormde kin hadden een zekere schoonheid, en Emily was verrast door hoe sterk ze zich tot hem aangetrokken voelde.

“Kan ik u helpen?” vroeg ze.

De man bekeek haar aandachtig, alsof hij hoogte van haar probeerde te krijgen. “Ik ben Daniel,” zei hij. Hij stak zijn hand uit. Ze schudde hem, en stond even stil bij het gevoel van de ruwe huid van zijn handen. “Wie ben jij?”

“Emily,” antwoordde ze, zich plotseling bewust van het gevoel van haar eigen hartslag. “Mijn vader is de eigenaar van dit huis. Ik kom hier het weekend doorbrengen.”

Daniel keek haar nog indringender aan. “De huisbaas is hier al twintig jaar niet geweest. Heb je toestemming gekregen om hier zomaar langs te komen?”

Zijn toon was hard, een beetje vijandig, en Emily deinsde terug.

“Nee,” zei ze, ongemakkelijk omdat hij haar herinnerde aan de pijnlijkste ervaring van haar leven, de verdwijning van haar vader, en ze was verrast door hoe kortaf Daniel deed. “Maar ik mag van hem gaan en staan waar ik wil. Wat heb jij hiermee te maken?” Ze nam zijn toon over.

“Ik ben hier de opzichter,” antwoordde hij. “Ik woon in het koetshuis op het landgoed.”

“Je woont hier?” riep Emily uit, die het beeld van een vredig weekend in het oude huis van haar vader voor haar ogen in duigen zag vallen. “Maar ik wilde dit weekend alleen zijn.”

“Ja, nou, dat wilde ik ook liever,” antwoordde Daniel. “Ik ben het niet gewend dat mensen onaangekondigd langskomen.” Hij keek achterdochtig over haar schouder. “En knoeien met het pand.”

Emily deed haar armen over elkaar. “Waarom denk je dat ik geknoeid heb met het pand?”

Daniel haalde als antwoord één wenkbrauw op. “Nou, tenzij je hier het hele weekend in het donker en de kou wilt zitten, verwacht ik dat je ermee gaat knoeien. De boiler aan de praat wil krijgen. De leidingen aftappen. Dat soort dingen.”

Emily’s norsheid maakte plaats voor schaamte. Ze bloosde.

“Je hebt de boiler nog niet aan de praat gekregen, of wel?” antwoordde Daniel. Hij had een ironisch lachje op zijn lippen waar Emily aan zag dat hij haar situatie wel grappig vond.

“Ik heb de kans gewoon nog niet gehad,” zei ze op hooghartige toon, in een poging om niet te veel gezichtsverlies te lijden.

“Zal ik het je laten zien?” vroeg hij, bijna lui, alsof hij hier zijn hand niet voor zou omdraaien.

“Zou je dat willen doen?” vroeg Emily, tamelijk verrast en verward dat hij zijn hulp aanbood.

Hij stapte op de deurmat. Er vielen sneeuwvlokken van zijn jas, waardoor er een kleine sneeuwstorm ontstond in de gang.

“Ik doe het liever zelf dan dat jij iets breekt,” legde hij uit terwijl hij nonchalant zijn schouders ophaalde.

Emily merkte op dat de vallende sneeuw buiten haar open voordeur een serieuze sneeuwstorm aan het worden was. Ze wilde het niet toegeven, maar ze was erg dankbaar dat Daniel op dat moment verschenen was. Als dit niet was gebeurd, was ze waarschijnlijk doodgevroren in de nacht.

Ze deed de deur dicht en met zijn tweeën liepen ze door de gang naar de deur die naar de kelder leidde. Daniel was goed voorbereid. Hij haalde een zaklantaarn tevoorschijn en scheen de trap af die de kelder in leidde. Emily volgde hem naar beneden, de naargeestige ruimte in, een beetje gespannen door het duister en de spinnenwebben. Als kind was ze doodsbang geweest voor de oude kelder en ze was er zelden naar beneden gegaan. De ruimte stond vol ouderwetse machines en mechanische systemen die het huis draaiende hielden. Ze was overweldigd door de aanblik, en nogmaals vroeg ze zich af of ze een fout had gemaakt door hier te komen.

Другие книги автора

Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»